Beleidsmatig gewenste ontwikkelingen na de provincie Antwerpen nu ook in de provincie Vlaams-Brabant: nieuwe omzendbrief wijst de weg?

18 februari 2021

Steeds meer lokale besturen hanteren beleidsmatige gewenste ontwikkelingen bij de realisatie van hun ruimtelijk beleid. De Vlaamse overheid rolde eerder een leidraad uit om het gebruik van beleidsmatig gewenste ontwikkelingen te stroomlijnen. Ook de provincie Antwerpen lanceerde een gedetailleerde omzendbrief die de toepassingsmogelijkheden van beleidsmatig gewenste ontwikkelingen uiteenzet. In navolging van de provincie Antwerpen publiceerde ook de provincie Vlaams-Brabant recent een gelijkaardige omzendbrief. Wij zetten de voornaamste aandachtspunten voor u op een rijtje.

Wat zijn beleidsmatig gewenste ontwikkelingen?

Volgens artikel 4.3.1, §2 VCRO kan een vergunningverlenende overheid bij de beoordeling van een aanvraag rekening houden met “beleidsmatig gewenste ontwikkelingen”. Een beleidsmatig gewenste ontwikkeling houdt in dat de vergunningverlenende overheid binnen haar beoordelingsbevoegdheid een bepaalde beleidslijn besluit te volgen, zonder dat er een verordenende bepaling is die de overheid daartoe verplicht.

Beleidsmatig gewenste ontwikkelingen strekken ertoe toekomstige wijzigingen in een bestaande ordening teweeg te brengen. Vooraleer gemeentebesturen overgaan tot het juridisch verankeren van gemeentelijke ruimtelijke beleidsvisies wordt er vaak gewerkt met de meer flexibele beleidsmatig gewenste ontwikkelingen.

Beleidsmatig gewenste ontwikkeling als toetssteen voor aanvragen

In navolging van zijn Antwerpse evenknie, verbindt de Deputatie van de provincie Vlaams-Brabant zich er met de omzendbrief toe om als beroepsinstantie rekening te houden met de beleidsmatige gewenste ontwikkelingen van een gemeentebestuur indien voldaan is aan een reeks voorwaarden.

De omzendbrief benadrukt dat beleidsmatig gewenste ontwikkelingen enkel relevantie heeft voor de toetsing aan de goede ruimtelijke ordening. De verhouding tussen de zogenaamde legaliteitstoets (voorschriften) en de opportuniteitstoets (goede ruimtelijke ordening) moet ten alle tijde gerespecteerd worden. Bijgevolg kan een vergunning nooit worden verleend op basis van een beleidsmatig gewenste ontwikkeling wanneer het aangevraagde in strijd is met dwingende stedenbouwkundige voorschriften.

Dit betekent dat beleidsmatig gewenste ontwikkelingen in de praktijk vooral als weigeringsmotief fungeren. Toch is het niet uitgesloten dat op basis bepaalde van beleidsmatig gewenste ontwikkelingen (bv. inzake verdichting) aanvragen worden vergund, zolang er geen strijdigheid is met dwingende bepalingen.

Toepassingsgebied van de omzendbrief

De Vlaams-Brabantse Deputatie bakent het toepassingsgebied van haar omzendbrief uitdrukkelijk en strikt af. De omzendbrief van Vlaams-Brabant is niet van toepassing inzake gewestplannen, RUP’s, BPA’s verordeningen en verkavelingsvergunningen.

Evenmin is zij van toepassing op structuurplannen en beleidsplannen. Voor de opmaak van deze instrumenten gelden specifieke decretale regels.

Ruimtelijke structuurplannen hebben geen plaats binnen de legaliteitstoets maar kunnen wel relevant zijn voor de beoordeling van de goede ruimtelijke ordening. Ze kunnen worden gehanteerd voor de beoordeling van de vergunningsbeslissing. In dat verband dient er op gewezen te worden dat de rechtspraak de toepassing van een ruimtelijk structuurplan als een beleidsmatig gewenste ontwikkeling reeds heeft aanvaard.

De omzendbrief van Vlaams-Brabant is wel van toepassing op masterplannen, richtlijnenboeken, structuurschetsen, streefbeeldstudies, beeldkwaliteitsplannen, stedenbouwkundige studies, algemeen geldende normen en bouwbloknota’s. Deze beleidsdocumenten geven uiting aan een bestaande of toekomstige visie op de goede ruimtelijke ordening maar er gelden hieromtrent geen specifieke decretale regels. De hieronder vermelde voorwaarden uit de omzendbrief zijn op deze documenten van toepassing.

In Vlaams-Brabant zijn de voorwaarden uit de omzendbrief eveneens van toepassing op projecten in samenwerking met de provincie.

Toepassingsvoorwaarden uit de omzendbrief

De voorwaarden voor de toepassing van beleidsmatig gewenste ontwikkelingen zoals opgenomen in de omzendbrief van de provincie Vlaams-Brabant zijn gelijkluidend aan deze van de provincie Antwerpen.

  • Vooreerst moeten de beleidsmatig gewenste ontwikkelingen algemeen bekendgemaakt worden. Het wordt sterk aangeraden om naast de gangbare vormen van bekendmaking tevens het advies van de GECORO in te winnen en een openbaar onderzoek te organiseren. Beleidsmatig gewenste ontwikkelingen mogen niet zover gaan dat ze concreet de bestemming en of de inrichting van een gebied gaan regelen. Er mogen geen gedetailleerde bepalingen in worden opgenomen die thuishoren in een verordening of een RUP. De Antwerpse Deputatie gaat wat verder en geeft als concreet voorbeeld dat de gemeenten de weigering om nieuwe meergezinswoningen te bouwen niet kunnen regelen in een beleidsmatig gewenste ontwikkeling.

  • De beginselen van behoorlijk bestuur moeten worden gerespecteerd. Het streven naar een goede ruimtelijke ordening is bij uitstek tijds-, plaats- en persoonsgebonden. Het mag niet gaan om blote niet-gefundeerde beweringen. Op het ogenblik dat er uitspraak wordt gedaan over de vergunning moeten de ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven zowel in tijd als qua inhoud voldoende geconcretiseerd zijn.

    Verder mag een beleidsmatig gewenste ontwikkeling niet in strijd zijn met een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan en/of een beleidsplan. Evenmin mag dit in strijd zijn met de bestaande plaatselijke aanleg of geldende verordenende voorschriften.

  • Er moet steeds in concreto worden gemotiveerd of de aanvraag voldoet aan de beleidsmatig gewenste ontwikkelingen. Deze voorwaarde versterkt het motiveringsbeginsel en hangt dus nauw samen met de tweede voorwaarde betreffende de beginselen van behoorlijk bestuur.

  • Daarnaast vraagt de Deputatie dat de beleidsmatig gewenste ontwikkelingen worden goedgekeurd door de gemeenteraad. Dit is logisch aangezien het ook de gemeenteraad is die zich later over bv. een RUP zal moeten uitspreken.
  • De Deputatie vraagt om uiterlijk binnen één jaar een juridisch initiatief op te starten om de beleidsmatig gewenste ontwikkelingen juridisch te verankeren.

Procedure tot opmaak van beleidsmatig gewenste ontwikkelingen

Beide Deputaties vragen om een procedure te doorlopen voor de aanname van beleidsmatig gewenst ontwikkelingen. Vlaams-Brabant omschrijft de te ondernemen stappen wat omstandiger dan de Antwerpse Deputatie. De gemeente moet een formele aanvraag indienen om een vooroverleg te organiseren met de provinciale administratie. Deze eerste stap heeft tot doel de overeenstemming met hogere beleidskaders te waarborgen. De aanvraag kan worden ingediend per e-mail of per post. In een tweede fase volgt de formele kennisgeving aan de Deputatie. Wanneer de gemeenteraad haar goedkeuring heeft verleend moet het College van Burgemeester en Schepenen de Deputatie hiervan schriftelijk op de hoogte brengen per post of e-mail.

De Deputatie van Vlaams-Brabant maakt alvast een voorbehoud en stelt dat zij over het recht beschikt om deze kennisname te weigeren indien niet aan de voorwaarden van deze omzendbrief is voldaan.

Tot slot voorziet de omzendbrief voor Vlaams-Brabant in een overgangsbepaling. De omzendbrief trad in werking op 7 januari 2021. Bestaande documenten die door de gemeente gebruikt worden als beleidsmatig gewenste ontwikkeling kunnen worden meegedeeld aan de Deputatie indien ze voldoen aan de eerste vijf voorwaarden en het Schepencollege hierom formeel verzoekt.

De overgangsbepaling geldt enkel voor de beleidsmatig gewenste ontwikkelingen die door de gemeenteraad werden goedgekeurd alvorens de omzendbrief in werking is getreden. De kennisgeving moet dan gebeuren binnen één jaar na de inwerkingtreding van de omzendbrief en dus uiterlijk op 7 januari 2022.

Est modus in rebus, sunt certi denique fines