Belgische regelgeving inzake betalingstermijnen bij overheidsopdrachten – Valt hij of valt hij niet?

6 december 2022

Het Hof van Justitie (20 oktober 2022, C-585/20) is van oordeel dat nationale wetgeving die op algemene wijze voor alle handelstransacties in een betalingstermijn van maximaal 60 kalenderdagen voorziet, strijdig is met de richtlijn 2011/7/EU betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties. Hoe moet het nu verder met de Belgische regeling?

De Spaanse overheidsopdrachtenregelgeving voorziet in een bepaling inzake de betalingstermijnen bij overheidsopdrachten die bestaat uit een termijn van 30 dagen voor een procedure voor goedkeuring of verificatie van de conformiteit van de geleverde goederen of de verrichte diensten met de overeenkomst, en een opvolgende termijn van 30 dagen voor de betaling van de overeengekomen prijs.

Tijdens een geschil omtrent een invordering vroeg de Spaanse rechter zich af of een nationale rechtsregel, die in alle omstandigheden en voor alle overeenkomsten voorziet in een betalingstermijn van 60 dagen, die bestaat in een aanvankelijke termijn van 30 dagen voor de goedkeuring van de goederen en diensten waarop die contracten betrekking hebben en een aanvullende termijn van 30 dagen voor de betaling, wel verenigbaar is met Richtlijn 2011/7.

Richtlijn 2011/7 heeft als voorwerp de bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties[1]. Lidstaten moeten overeenkomstig artikel 4, derde lid, van deze richtlijn ervoor zorgen dat de betalingstermijn in geval van handelstransacties waarbij de schuldenaar een overheidsinstantie is, niet langer is dan 30 kalenderdagen.

De algemene betalingstermijn van 30 dagen kan slechts verlengd worden indien dergelijke verlenging uitdrukkelijk bij overeenkomst is vastgesteld én objectief gerechtvaardigd is door de bijzondere aard of bepaalde kenmerken van die overeenkomst. De verlengde termijn mag in géén geval meer dan 60 kalenderdagen bedragen.

Gelet op het gegeven dat een betalingstermijn van meer dan 30 dagen slechts mogelijks is bij uitzondering, is het Hof van Justitie van oordeel dat een algemene betalingsregeling die op algemene wijze voor alle handelstransacties in een betalingstermijn van maximaal 60 kalenderdagen voorziet, strijdig is met Richtlijn 2011/7.

En nu…?

De aandachtige lezers hebben ongetwijfeld al opgemerkt dat de Belgische overheidsopdrachtenreglementering ook in een dergelijke betalingsregeling voorziet. In de AUR is een dubbele termijn van in totaal 60 dagen, bestaande uit een verificatietermijn van 30 dagen gevolgd door een betalingstermijn van 30 dagen, opgenomen voor zowel werken, leveringen als diensten.[2]

Bovenstaande uitspraak doet aldus ernstige vragen rijzen omtrent de wettigheid van de Belgische regelgeving en aldus de (mogelijkse) toepassing ervan door uw bestuur…

Het belang van deze rechtspraak valt ook niet te ontkennen. Opdrachtnemers die geconfronteerd worden met een dergelijke algemene betalingstermijn van 60 dagen zouden zich op deze rechtspraak kunnen beroepen middels het inroepen van een exceptie van onwettigheid, zoals voorzien in artikel 159 van de Grondwet. Het is immers vaststaande rechtspraak van het Europees Hof van Justitie dat lagere overheden bepalingen van nationaal recht moeten buiten toepassing beschouwen wanneer deze niet conform een Europese richtlijn zijn omgezet…[3]

Een gewaarschuwd aanbesteder…

Heeft deze rechtspraak nu tot gevolg dat de dubbele termijn van in totaal 60 dagen, bestaande uit een verificatietermijn van 30 dagen gevolgd door een betalingstermijn van 30 dagen, onverkort een schending van het Europese recht tot gevolg heeft? Neen.

Wel is het zo dat het automatisch overnemen van de betalingstermijn zoals voorzien in de AUR, gelet op deze rechtspraak, niet meer mogelijk lijkt.

Aanbestedende overheden doen er goed aan om in de opdrachtdocumenten uitdrukkelijk te motiveren waarom er gebruik wordt gemaakt van een verificatie- en betalingstermijn bestaande uit in totaal 60 dagen. De motivatie zal moeten aantonen dat deze termijn objectief gerechtvaardigd is door de bijzondere aard of bepaalde kenmerken van de betreffende opdracht.

Indien dit niet het geval is, lijkt het aangewezen om in de opdrachtdocumenten te voorzien in een kortere verificatie-en betalingstermijn die samen de 30 dagen niet te buiten gaat.

U weze gewaarschuwd…


[1] Handelstransacties worden in artikel 2, punt 1 van de richtlijn 2011/7 omschreven als ‘transacties tussen ondernemingen of tussen ondernemingen en overheidsinstanties die leiden tot het leveren van goederen of het verrichten van diensten tegen vergoeding’.

[2] Werken: art. 95 AUR; leveringen: art. 120 en 127 AUR; diensten: art. 156 en 160 AUR.

[3] Bijvoorbeeld: HvJ 22 november 2005, C-144/04, Mangold; HvJ 19 januari 2010, C-555/07 Kücükdeveci.