Bestuurlijke handhaving in ruimtelijke ordening: onbekend of onbemind?

16 september 2021

De inwerkingtreding van het Decreet Handhaving Ruimtelijke Ordening[1] (hierna DHO) ligt al enkele jaren achter ons. Toch merken we in de handhavingspraktijk dat één van de potentieel meest impactvolle instrumenten zijnde de bestuurlijke handhaving via last onder dwangsom (LOD) [2] en bestuursdwang (BD) [3] maar sporadisch worden aangewend.

Door het niet inzetten van deze effectieve instrumenten worden regelmatig kansen op een snel herstel gemist.

Bestuurlijke handhaving, geliefd in milieuhandhaving, gevreesd in de ruimtelijke ordening?

De instrumenten bestuursdwang en last onder dwangsom zoals deze sinds 1 maart 2018 kunnen opgelegd worden door de burgemeester en gemeentelijk/gewestelijk inspecteur zijn geen recente uitvindingen maar bewijzen reeds jaar en dag hun waarde in het milieuhandhavingscontentieux[4]. Het verbaasde dan ook niet dat de decreetgever beide instrumenten heeft uitgebreid naar de handhaving ten aanzien van stedenbouwkundige misdrijven en inbreuken.

Wat daarentegen wél intrigeert is de terughoudendheid om deze toe te passen. Dit heeft te maken met, onder meer, de voorrang van de gerechtelijke handhaving, de complexiteit van sommige misdrijven, het beperken van het toepassingsgebied zowel in de tijd als naar het voorwerp toe alsook de gereserveerdheid van de decreetgever zelf.

Dit alles neemt niet weg dat de bestuurlijke handhaving wel degelijk haar nut kan bewijzen ten aanzien van die misdrijven waarover weinig tot geen discussie bestaat zeker als deze een grote impact hebben op het samenleven.

Niet ieder stedenbouwkundig misdrijf dient op maat te zijn van een gerechtelijk optreden maar de regel dient nog steeds te zijn dat er opgetreden wordt tegen het miskennen van de regelgeving. Hiertoe kan de bestuurlijke handhaving zeker haar steentje bijdragen.

Bestuurlijke handhaving in concreto: de last onder dwangsom en bestuursdwang

Middels last onder dwangsom of bestuursdwang legt de herstelvorderende overheid het herstel aan de overtreder op via een bestuurlijke maatregel. Beide hebben als voorwerp het herstel[5] dewelke kan bestaan uit (een combinatie) van meerwaarde, aanpassingswerken alsook herstel in oorspronkelijke toestand/staking strijdig gebruik.

Last onder dwangsom (hierna LOD) omvat de plicht tot herstel die wordt opgelegd aan de overtreder onder verbeurte van een dwangsom. De meerwaarde als herstel kan echter niet opgelegd worden via LOD.

Bestuursdwang daarentegen voorziet niet in een pecuniaire prikkel maar laat de herstelvorderende overheid toe om bij gebrek aan herstel zelf over te gaan tot de bevolen herstelmaatregelen op kosten van de overtreder. Tevens kan – als ultimum remedium – voorzien worden in verzegeling.

Bestuurlijke handhaving in concreto: de formele procedure

Beide bestuurlijke maatregelen hebben een aantal voordelen, waarvan snelheid ongetwijfeld de belangrijkste is. Dit houdt echter niet in dat er in de formele procedure geen rechtsbescherming meer voorhanden is. Hoewel het handhavingsbesluit[6] niet in een uitgebreide rechtspleging voorziet, dient de overheid zich steeds aan de beginselen van behoorlijk bestuur te houden met inbegrip van de hoorplicht.

In regel zal een handhavingsprocedure vertrekken vanuit een proces-verbaal met de nodige vaststellingen. Vervolgens zal de overtreder[7] formeel dienen te worden gehoord waarbij deze op voorhand in kennis wordt gesteld van de herstelmaatregel dewelke he(m)(n) boven het hoofd hangt.

Tot slot zal de beslissing tot herstel op schrift worden gesteld met hierin vervat de dragende motivering.

Een schorsend administratief beroep staat open bij de hogere overheid dewelke dient te worden ingesteld binnen de dertig dagen na betekening. Tegen deze beslissing van de minister staat een (generiek) annulatieberoep open bij de Raad van State[8]

Bestuurlijke maatregelen in het milieuhandhavingscontentieux zijn bijzonder effectief en efficiënt gebleken en hebben tot tastbare resultaten geleid. Er is geen enkele reden om deze instrumenten niet eveneens aan te wenden ten aanzien van stedenbouwkundige misdrijven.

Hoewel de handhaving geen gebonden bevoegdheid is maar een discretionaire wegens de inherente beoordelingsmarge alsook beleidsruimte dewelke de overheid bezit, gaat deze niet zover dat de beginselen van behoorlijk bestuur genegeerd mogen worden.

Anders gesteld indien een niet-handhaven zo onredelijk is dat ieder andere overheid geconfronteerd met het misdrijf in casu zou optreden, kan de nalatige overheid hierop in rechte aangesproken worden en aansprakelijk gesteld worden. Omgekeerd kan een te snel of ondoordacht handelen eveneens leiden tot aansprakelijkheidsrisico’s.

Een kordaat optreden middels een weloverwogen bestuurlijke maatregel kan echter soelaas bieden.

Besluit: onbekend of onbemind, maar nooit geprobeerd is altijd verloren. Audemus jura nostra defendere.


[1] Decreet van 25 april 2014 betreffende de handhaving van de omgevingsvergunning, BS 27 augustus 2014, inwerkingtreding 1 maart 2018

[2] 6.4.14-6.4.18 VCRO

[3] 6.4.7-6.4.13 VCRO

[4] Hoofdstuk IV, Titel XVI DABM

[5] 6.3.1 VCRO

[6] Besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2018 betreffende de handhaving van de ruimtelijke ordening en tot wijziging en opheffing van diverse besluiten, BS 28 februari 2018

[7] Of overtreders

[8] En niet bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen