De Raad van State scherpt Dimarso-rechtspraak aan

20 augustus 2025

In zijn arrest van 21 maart 2025[1] diende de Raad van State zich opnieuw uit te spreken over de vraag of de beoordelingsmethodiek die zal worden gehanteerd om de gunningscriteria te beoordelen voorafgaand aan de opening van de offertes dient te worden vastgesteld. De Raad van State grijpt stellig terug naar de Dimarso-rechtspraak, en oordeelt dat dit steeds het geval is, tenzij de aanbestedende overheid aannemelijk maakt dat zij zich in de onmogelijkheid bevond om deze methode op voorhand vast te stellen.

Relevante feiten

De Brandweer Zone Antwerpen (verwerende partij) schreef een Europese overheidsopdracht voor diensten uit met als voorwerp “Raamovereenkomst voor meettoestellen met onderhoudsovereenkomst”.

Er werd gekozen voor een openbare procedure.

De meettoestellen dienden te voldoen aan een aantal minimumeisen. Vervolgens werd bij de kwalitatieve gunningscriteria bepaald hoe een meerwaarde kon worden aangetoond ten opzichte van deze minimumeisen, met een hogere quotering tot gevolg.

De verzoekende partij wierp op dat het gelijkheidsbeginsel en het transparantiebeginsel geschonden zouden zijn doordat de beoordelingsmethode niet voorafgaand aan het indienen van de offertes kenbaar werd gemaakt. Daarnaast stelt de verzoekende partij dat de beoordelingsmethode op een geheel onduidelijke wijze werd toegepast.

Standpunt van de verwerende partij: een gebruikelijke beoordelingsmethode hoeft niet vóór de opening van de offertes te worden vastgesteld

Inderdaad is het uitgangspunt ingevolge de Dimarso-rechtspraak[2] dat de beoordelingsmethode voorafgaand aan de opening van de offertes dient te worden vastgesteld.

De verwerende partij achtte het in deze evenwel niet noodzakelijk om de gehanteerde beoordelingsmethode voorafgaand aan de opening van de offertes vast te stellen en kenbaar te maken aan de inschrijvers, aangezien gebruik werd gemaakt van een – naar haar eigen inzicht – zeer gebruikelijke beoordelingsmethode, te weten een beschrijvende evaluatie in woorden gekoppeld aan een globale score. Gelet op het voorwerp van de opdracht waren geïnteresseerde ondernemingen volgens haar afdoende bekend met de regelgeving inzake overheidsopdrachten en konden zij door een dergelijke beoordelingsmethode niet worden verrast. Daarnaast ontbrak volgens de verwerende partij elk risico op (een schijn van) favoritisme. Inschrijvers konden immers bezwaarlijk aanvoeren dat de gekozen methode op maat zou zijn geschreven van deze of gene inschrijver.[3]

De verwerende partij steunde hiervoor op eerdere arresten van de Raad van State, waarin de Dimarso-rechtspraak ogenschijnlijk enigszins soepel werd benaderd (eigen nadruk):[4]

“De Raad van State herinnert eraan dat een aanbestedende overheid bij de beoordeling van de offertes elke offerte dient te vergelijken met elk van de andere offertes en tot een rangschikking dient te komen rekening houdend met de voor- en nadelen van elke offerte ten opzichte van en in verhouding tot elk van de andere offertes. De aanbestedende overheid beschikt daarbij over een bepaalde beoordelingsruimte. Bij de toetsing van de offertes dient niet alles op voorhand te worden vastgelegd in rigide schema’s, bindende parameters en bepaalde vooraf vastgestelde vermeerderingen en verminderingen in quotering.

In zoverre het middel, ten eerste, gericht is tegen de bepalingen van het bestek in verband met de beoordeling van het gunningscriterium ‘kwaliteit van het plan van aanpak en de aangeboden dienstverlening’, dient opgemerkt te worden dat de verwerende partij gekozen heeft voor een beschrijvende evaluatie in woorden, gekoppeld aan een globale score. Dit is een vrij gebruikelijke beoordelingsmethode.”

Het strenge oordeel van de Raad: enkel de onmogelijkheid om de beoordelingsmethode vóór de opening van de offertes vast te stellen bevrijdt de aanbestedende overheid van deze verplichting

De Raad van State benaderde de zaak vanuit een strenge(re) interpretatie van de Dimarso-rechtspraak.

Hij oordeelde dat:

  • de beoordelingsmethode inderdaad niet moet worden bekendgemaakt in de opdrachtdocumenten;
  • doch in beginsel evenmin pas mag worden vastgesteld na de opening van de offertes;
  • tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat de methode om aantoonbare redenen niet vóór de opening van de offertes kon worden vastgesteld. Bij gebreke van dergelijke redenen is er sprake van een schending van het gelijkheidsbeginsel en het daaruit voortvloeiende transparantiebeginsel.

De Raad van State meende dat de in casu gehanteerde beoordelingsmethode niet geheel voor de hand liggend was, gezien punten werden afgetrokken bij een slechte beoordeling.

Daarnaast stelde de Raad vast dat werd beweerd noch aannemelijk werd gemaakt dat de gehanteerde methode niet voor de opening van de offertes kon worden vastgesteld.

Het middel van de verzoekende partij werd dan ook ernstig bevonden.

Aanbesteders, u weze gewaarschuwd…

De Raad van State gaat streng om met - uitzonderingen op - de verplichting om de beoordelingsmethode vóór de opening van de offertes vast te stellen.

In het arrest lijkt als enige uitzondering te worden weerhouden de omstandigheid dat de gehanteerde methode niet voor de opening van de offertes kon worden vastgesteld.

Aanbesteders doen er dus goed aan om vast te houden aan de Dimarso-rechtspraak, en de beoordelingsmethode op te nemen in het bestek - of minstens vast te leggen in het administratief dossier waarbij het aantoonbaar moet zijn dat deze methode vaststond voorafgaand aan de opening van de offertes.

Deze aanbeveling geldt des te meer wanneer een minder gebruikelijke methode wordt gekozen.

Een gewaarschuwd aanbesteder is er twee waard. Check dus zeker je opdrachtdocumenten en/of administratief dossier.

***

Bij twijfel kan u uiteraard steeds een beroep doen op de juridische begeleiding en ondersteuning van de specialisten binnen GD&A Advocaten.

[1] RvS 21 maart 2025, nr. 262.713, nv Hobrand.

[2] HvJ 14 juli 2016, nr. C-6/15, TNS Dimarso, overw. 31.

[3] Zie bijvoorbeeld a contrario RvS 23 april 2019, nr. 244.263, waarin de aanbesteder 100 punten gaf aan de inschrijver met de laagste prijs en 0 punten aan de inschrijver met de hoogste prijs, hetgeen de Raad van State aanmerkte als een “onvoorspelbare beoordelingsmethode” die op voorhand kenbaar had moeten worden gemaakt. Zie ook RvS 1 april 2022, nr. 253.452, SA Etablissements Jordan.

[4] RvS 28 februari 2023, nr. 255.923, Postalia Belgium; zie ook: RvS 8 november 2022, nr. 254.975, SBE Nederland e.a.; RvS 8 november 2022, nr. 254.974, Sweco Belgium; RvS 24 juni 2021, nr. 251.047, Dileoz; RvS 26 januari 2021, nr.249.607, GMB R2P.