Een nieuwe Tuchtregeling voor het operationeel personeel van de hulpverleningszones

11 april 2024

Bij Koninklijk Besluit van 12 september 2023 werd het Koninklijk Besluit van 19 april 2014 houdende het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones (hierna: KB Administratief Statuut), gewijzigd. Het betrof voornamelijk wijzigingen aan de tuchtregeling en de daarbij voorziene beroepsprocedure, alsook de rechten en plichten van het operationeel personeel van de hulpverleningszone, opgenomen onder Boek 10 “Tuchtregeling” (artikelen 171 e.v. en 247 e.v.) van het KB Administratief Statuut.

GD&A Advocaten zet hierna de belangrijkste wijzigingen voor u op een rij en licht deze toe.

1.-

Vooreerst zijn een aantal belangrijke wijzigingen doorgevoerd die betrekking hebben tot de verschillende soorten tuchtsancties.

Zo werd de tuchtsanctie ‘berisping’ geschrapt. Bij wijze van tegenhanger voorziet de vernieuwde tuchtregeling in de mogelijkheid tot het geven van een ‘waarschuwing’ aan een personeelslid, en dit alvorens een tuchtsanctie uit te spreken.

Een waarschuwing is dus géén tuchtsanctie, maar een soort van vaderlijke vermaning van de zonecommandant om de aandacht van het personeelslid te vestigen op zijn of haar (ongepast) gedrag en/of houding. Het laat de hulpverleningszone met andere woorden toe om snel en adequaat te reageren op ongepast gedrag van een personeelslid.

De schrapping van de lichtste tuchtsanctie ‘berisping’ indachtig was het de bedoeling van de wetgever om hulpverleningszones de mogelijkheid te geven op te treden bij minder ernstige (tucht)feiten, zonder dat hiervoor een hele tuchtprocedure doorlopen dient te worden. De ‘waarschuwing’ wordt opgenomen in het personeelsdossier.

Wat betreft de overblijvende tuchtsancties wordt een nieuw onderscheid gemaakt afhankelijk in hoeverre de tuchtsancties kunnen worden uitgesproken ten aanzien van een vrijwillig personeelslid dan wel een beroepspersoneelslid. Zo kan de ‘tuchtschorsing’ heden slechts worden uitgesproken ten aanzien van een vrijwillig personeelslid, waartegenover de ‘inhouding van wedde’ sinds kort enkel opgelegd kan worden aan een beroepspersoneelslid.

Daarbij werd ook de duurtijd van deze tuchtsancties aanzienlijk verlengd. Waar deze tuchtsancties voorheen maximaal voor een periode van 3 maanden konden worden opgelegd, voorziet de nieuwe tuchtregeling dat deze tot 12 maanden (tuchtschorsing) respectievelijk 18 maanden (inhouding van wedde) kunnen worden uitgesproken. Dit biedt alleszins aan de hulpverleningszone meer ruimte om de strafmaat af te stemmen in functie van de ernst van de feiten, en dit zonder te moeten grijpen naar drastische tuchtsancties dewelke leiden tot een terugzetting in graad, dan wel een beëindiging van de samenwerking.

De overige tuchtsancties bleven behouden, zijnde: de terugzetting of de lagere inschaling, het ontslag van ambtswege en de afzetting.

2.-

Met een andere -meer procedurele- wijziging wordt de zonecommandant de mogelijkheid ontnomen om op basis van het tuchtdossier en een eerste verhoor met het personeelslid een eerste inschatting te maken van de zwaarwichtigheid van de hem ter kennis gebrachte (tucht)feiten.

De zonecommandant start de tuchtprocedure nog steeds op, maar zal het dossier automatisch moeten doorsturen naar het zonecollege. Het is dus niet langer mogelijk om het dossier (bij zwaarwichtige feiten) rechtstreeks door te verwijzen naar de zoneraad.

Pas nadat het zonecollege van mening is dat de feiten bestraft dienen te worden met een ontslag van ambtswege of een afzetting, verwijst zij het dossier door naar de zoneraad. Deze doorverwijzing doet geen afbreuk aan de discretionaire bevoegdheid van de zoneraad tot het opleggen van een tuchtsanctie. De zoneraad kan besluiten om een zware tuchtsanctie op te leggen, doch kan even goed opteren voor een lichtere tuchtsanctie.

3-

Ook de beroepsprocedure onderging een aantal wijzigingen.

Zo is voortaan voorzien dat een personeelslid tegen alle tuchtsancties een beroep kan instellen bij de federale beroepskamer. Voordien stond enkel beroep open (bij de beroepskamer) tegen tuchtbesluiten genomen door de zoneraad. De tuchtsancties opgelegd door het zonecollege (de berisping, de blaam en de inhouding van wedde) konden enkel het voorwerp uitmaken van een beroep bij de zoneraad. Besloot de zoneraad om de door het zonecollege opgelegde tuchtsanctie aan te houden in beroep, stond er geen beroep open bij de beroepskamer en diende het betrokken personeelslid zich richten tot de Raad van State.

Waar het personeelslid voorheen persoonlijk diende te verschijnen voor de federale beroepskamer, is dit niet langer verplicht. Het personeelslid kan er dus voortaan voor kiezen om zich te laten vertegenwoordigen door bv. een raadsman, een vakbondsvertegenwoordiger dan wel een vertrouwenspersoon. Het personeelslid zal de beroepskamer hiervan wel op de hoogte moeten brengen.

De beroepskamer is naast de beroepen tegen tuchtsancties, eveneens bevoegd om zich uit te spreken over de beroepen ingesteld tegen de schorsingen in het belang van de dienst. Belangrijke wijziging hierbij is dat de schorsende werking geschrapt werd. Dergelijke wijziging was reeds lang verwacht in de praktijk. De schorsing in het belang van de dienst heeft immers als doel het personeelslid uit zijn functies te weren. Door een schorsing in het belang van de dienst op te leggen, streeft de zone ernaar het personeelslid uit de dienst te weren omdat zijn aanwezigheid onverenigbaar is met het belang van de dienst. Het is dus noodzakelijk dat het beroep ertegen niet opschortend werkt.

Het voorheen toekennen van een schorsende werking aan een beroep tegen een schorsing in het belang van de dienst, betekent dit dat de uitvoering van de schorsing de betrokkene tijdelijk ontheft van zijn of haar taken en verantwoordelijkheden binnen de organisatie, maar tegelijkertijd ook het recht op bezwaar of beroep tegen die schorsing opschort. Met andere woorden, de persoon in kwestie blijft geschorst totdat het beroep is afgehandeld, wat in sommige gevallen aanzienlijke tijd kan vergen.

De schorsende werking van het beroep en het feit dat de schorsing in afwachting van het beroep feitelijk niet in werking was, zorgden voor een uitholling van de schorsing in het belang van de dienst als voorlopige maatregel. Het ontnam de zone de mogelijkheid om de maatregel doeltreffend op te leggen. Met andere woorden, de schorsing was bedoeld om een personeelslid tijdelijk uit zijn functie te halen vanwege onverenigbaarheid met het belang van de dienst. Echter, doordat het beroep de schorsing opschortte, bleef het personeelslid in functie totdat het beroep was afgehandeld, waardoor het doel van de schorsing werd ondermijnd.

Belangrijk hierbij dat het KB Administratief Statuut nu uitdrukkelijk voorschrijft dat het personeelslid dat wordt geschorst in het belang van de dienst in dienstvrijstelling wordt geplaatst, en dus wordt geacht in dienstactiviteit te zijn waardoor deze zijn rechten behoudt.

Bijkomstig werd voorzien dat ook de schorsing in het belang van de dienst in geval van een beroep bij de beroepskamer langer dan zes (6) maanden kan duren, op voorwaarde dat de situatie aan het einde van elke periode van zes (6) wordt geëvalueerd door het zonecollege.

***

De nieuwe tuchtregeling is op 26 november 2023, te weten dertig (30) dagen na de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad, in werking getreden, doch is niet van toepassing op de reeds lopende tuchtprocedures (met name de tuchtprocedure die reeds lopende waren voor de inwerkingtreding ervan). Voor de tuchtprocedures opgestart op of na 26 november 2023 is de nieuwe tuchtregeling onverkort van toepassing.

***

GD&A Advocaten staat steeds tot uw beschikking voor bijkomende toelichtingen en/of informatie inzake de tuchtregeling voor het operationeel personeel in dienst bij uw hulpverleningszone.

GD&A Advocaten volgt de nieuwe wijzigingen in de regelgeving op de voet op om u bij te staan met op maat gemaakt advies.