Eindeloze mogelijkheden van fiscale verduurzaming op lokaal niveau: waarop wachten we nog? Nil volentibus arduum

15 september 2021

Duurzaamheid, energie-efficiëntie, vergroening, circulaire economie, … Vlaanderen kent ambitieuze plannen op het terrein van verduurzaming, waarin het een pioniersrol wil vertolken. Ambities waaraan ook lokale overheden een bijdrage kunnen én moeten leveren, gelet op (o.m.) de formele verbintenissen die door talrijke lokale besturen werden opgenomen via het Burgemeestersconvenant.

Duurzaamheid kan op vele manieren worden gestimuleerd, onder meer via financiële prikkels. In het algemeen kunnen belastingen en subsidies zelfs beschouwd worden als het (lokale) middel bij uitstek om duurzaamheidsobjectieven te stimuleren, en desgevallend verdere (eigen) initiatieven inzake verduurzaming te bekostigen.

In het kader van dit streven naar (lokale) fiscale verduurzaming schetsten wij eerder al enkele opportuniteiten voor wat betreft de belasting op het ophalen en/of verwerken van huishoudelijk afval en het idee van een belasting op het energieverbruik van bedrijven.

Vastgesteld dient echter dat ook een aantal (lokale) belastingverordeningen, die op heden al geruime tijd en wijdverspreid zijn ingeburgerd in de Vlaamse steden en gemeenten, op eerste zicht tal van mogelijkheden lijken te bieden voor (fiscale) verduurzaming.

De hamvraag: waarop wachten we eigenlijk nog?

De belasting op tweede verblijven en/of wooneenheden zonder domiciliëring

De belasting op tweede verblijven en/of wooneenheden zonder domiciliëring is een belastingvorm die opgang heeft gemaakt vanaf de jaren ‘70 van de vorige eeuw en die sindsdien een constante is in rechtspraak. Het voorwerp van de belasting betreft de zgn. woongelegenheden waarvoor niemand ingeschreven staat in de bevolkingsregisters van de gemeente en wordt traditioneel gevestigd in hoofde van de eigenaars van het verblijf.

In de loop van de tijd werden verschillende motiveringen voor de belasting opgeworpen. De belasting evolueerde van een weeldebelasting naar een belasting ter compensatie van de aanvullende personenbelasting die de eigen inwoners betalen, en wordt recent ook geheven vanuit de bekommernis om de sociale cohesie binnen de gemeente te vrijwaren.

Het tarief van de belasting op tweede verblijven en/of wooneenheden zonder domiciliëring wordt -gebruikelijk- vastgesteld op een forfaitair bedrag per aanslagjaar, waarbij geregeld ook een onderscheid wordt gemaakt al naargelang de (vloer-)oppervlakte van de concrete woongelegenheid.

Met inachtneming van de grenzen van haar belastingautonomie en -bevoegdheid zijn de lokale besturen evenwel vrij om de tariefstructuur (incl. hoogte van de heffing) te bepalen, hetgeen een perspectief biedt voor een verduurzaming van de belasting op tweede verblijven en/of wooneenheden zonder domiciliëring.

Gelet op de aard van deze belasting richten deze duurzame alternatieven/mogelijkheden zich (vnl.) naar de duurzaamheid van de woongelegenheid waarop de belasting wordt geheven. Te denken valt (bv.) aan de koppeling van het belastingtarief aan het E-peil van de woongelegenheid of een andere objectieve standaard (K-waarde, het M-peil, …). Een andere optie kan dan weer zijn om op een recreatiedomein de belasting op tweede verblijven en/of wooneenheden zonder domiciliëring te koppelen aan de mate waarin de exploitatie duurzaam verloopt.

Andere (tarief-)differentiaties of vrijstellingen lijken niet minder evident, (o.m.) gelet op het rechtens vereiste fiscale hoofddoel dat met de belasting op de tweede verblijven en/of wooneenheden zonder domiciliëring moet worden nagestreefd.

De belasting op het overnachten in toeristische logies – de toeristenbelasting

De gemeentebelasting die geheven wordt ten aanzien van toeristen of personen die tijdelijk verblijf houden in de gemeente en vaak de inverse vormt van de bovenstaande belasting op tweede verblijven- wordt doorgaans gemotiveerd vanuit de inspanningen die de gemeente levert voor veiligheid en verfraaiing van de gemeente en waarvoor van de toeristen en tijdelijke verblijvers een redelijke bijdrage gevraagd wordt.

De belasting wordt traditioneel gevestigd in hoofde van de aanbieder van het toeristisch logies, en kan geheven worden op basis van de beschikbare oppervlakte of op het aantal beschikbare standplaatsen/wooneenheden die tegen betaling worden aangeboden op de toeristische markt.

Gelet op de beperking van art. 464, 1° WIB 92 mag het tarief van de belasting op het overnachten in toeristische logies niet bepaald worden op basis van de prijs per logies of de bezettingsgraad (ook ingeval deze forfaitair wordt bepaald). Voor het overige zijn de lokale besturen echter vrij om de tariefstructuur van de belasting te bepalen, uiteraard mits inachtneming van de grenzen van haar belastingautonomie en -bevoegdheid.

Deze mogelijkheid op tariefdifferentiatie lijkt -andermaal- perspectief te bieden voor een verduurzaming van de belasting op het overnachten in toeristische logies en/of de toeristenbelasting, en ditmaal al naargelang de duurzaamheid van de exploitatie of de duurzaamheid van het toeristische logies in kwestie.

Zo zou er mogelijks voor geopteerd kunnen worden een lager tarief te stipuleren voor een overnachting op een ‘kale’ kampeerplaats dan voor een overnachting in een hotelkamer. Of wat gedacht van een verminderd belastingtarief voor toeristische verblijven in hotels die voor hun bedrijfsvoering een duurzaamheidslabel hebben verworven?

Hoewel de belasting op het overnachten in toeristische logies en/of toeristenbelasting zich beperkt tot een relatief beperkte groep belastingplichtigen, mag niet uit het oog verloren worden dat de belasting een aanzienlijke duurzaamheidsprikkel kan bieden voor de toeristische ondernemer. Deze wordt immers aangeslagen voor een aanzienlijk aantal overnachtingen in zijn jaarlijkse belastingaanslag en ziet daarom een relatief klein bedrag veelvoudig vermenigvuldigd.

De belasting (eerder: retributie) op afgifte van administratieve stukken

Vlaamse steden en gemeenten brengen voor een groot aantal diensten een (beperkte) kost in rekening. Voor de uitvoering van werken aan nutsleidingen, voor administratief opzoekingswerk, voor (tijdelijke) innames van het openbaar domein, maar ook voor de afgifte van vele administratieve stukken (bv. identiteitskaart, rijbewijs, conformiteitsattest, omgevingsvergunningen, …) wordt klassiek een beperkte vergoeding gevraagd.

Aansluitend bij bovenstaande (patrimonium-)belastingen, lijkt (ook) de retributie op afgifte van een omgevingsvergunning een traditioneel retributiereglement dat -in mindere mate dan de besproken (patrimonium-)belastingen- vatbaar is voor (meer) verduurzaming.

Het tarief van de retributie voor afgifte van een omgevingsvergunning is veelal forfaitair (bv. fix bedrag per aanvraag), vaak zonder link met de ‘duurzaamheid’ van het voorwerp van de aanvraag. Een verduurzaming van de retributie zou daarom gerealiseerd kunnen worden door zulke link te creëren, bijvoorbeeld in de vorm van een korting of vrijstelling bij vergunningsaanvragen die aan bepaalde duurzaamheidscriteria voldoen. Waarbij (opnieuw) te denken valt aan bv. de koppeling van het tarief resp. vrijstelling aan het E-peil van het aangevraagde bouwwerk of een andere objectieve standaard.

Door (een gedeelte van-) deze retributie weg te nemen bij (meer) duurzame bouwwerken, kan de verduurzaming van dit klassieke retributiereglement een steentje bijdragen richting meer duurzaamheid in de (private) bouwsector.

Volledigheidshalve dient wel opgemerkt te worden dat de marge voor verduurzaming van deze (en andere) retributies prima facie kleiner lijkt dan bij (traditionele) belastingen. Retributies worden immers gekenmerkt door hun link met de (administratieve) prestaties waarvoor ze geheven worden, en de kostprijs die deze prestaties veroorzaken.

Zodat de motivering van een tariefdifferentiatie op basis van duurzaamheid allicht nog belangrijker zal zijn voor (duurzame) retributiereglementen.

Niet getreurd: er zijn nog andere opportuniteiten en mogelijkheden

Heft uw gemeente geen belasting of tweede verblijven en/of wooneenheden zonder domiciliëring, geen belasting op het overnachten in toeristische logies, of slechts een (zeer) beperkte retributie op administratieve stukken?

Niet getreurd, er zijn ook nog tal van andere en/of nieuwe (patrimonium-)belastingen, retributiemogelijkheden, subsidiemechanismen, … met duurzame opportuniteiten voor lokale besturen en hun burgers.

Heeft u bepaalde vragen over (de verduurzaming van-) uw lokale belastingbeleid? Als juridische partner van de lokale besturen ontwikkelde GD&A Advocaten het afgelopen jaar een zgn. Toolbox der Duurzaamheid, een handreiking met (juridische) initiatieven op vlak van klimaat, duurzaamheid en circulaire economie voor lokale besturen (met inbegrip van de do’s and dont’s voor fiscale verduurzaming)

Tijdens de Week van de Duurzame Gemeente (20 t.e.m. 24 september ’21) lichten wij deze Toolbox der Duurzaamheid uitgebreid toe in een 4-tal GD&A Webinars.