Het corona-ouderschapsverlof: automatisch van toepassing op het lokaal overheidspersoneel?

12 juni 2020

Bij Koninklijk besluit nr. 23 van 13 mei 2020[1] houdende het corona-ouderschapsverlof werd door de federale regering een nieuwe vorm van ouderschapsverlof in het leven geroepen, met name het corona-ouderschapsverlof. Met dit nieuwe verlof wil de overheid in deze uitzonderlijke tijden aan ouder-werknemers de mogelijkheid bieden om tijdens de crisis hun (al dan niet tele)werk te combineren met de tijd die nodig is voor de opvang van hun kinderen.

Al snel rezen er echter vragen over de al dan niet automatische toepassing van dit nieuwe verlof op het overheidspersoneel. GD&A Advocaten nam voor de lokale besturen deze kwestie onder de loep.

I. Het corona-ouderschapsverlof bij lokale besturen : automatisch van toepassing op alle personeelsleden?

    Er lijkt geen discussie over te bestaan dat het corona-ouderschapsverlof van toepassing is op alle contractuele personeelsleden, ook deze tewerkgesteld bij de lokale besturen. De basis daarvoor is gelegen in een samenlezing van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, het KB van 29 oktober 1997 tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan en het KB nr. 23 van 13 mei 2020 houdende het corona-ouderschapsverlof.

    Artikel 2 van het KB nr. 23 van 13 mei 2020 bepaalt dat de werknemers die op grond van één van de koninklijke besluiten inzake ouderschapsverlof de arbeidsprestaties kunnen verminderen in het kader van het ouderschapsverlof, in aanmerking komen voor een corona-ouderschapsverlof. Het toepassingsgebied van KB nr. 23 is aldus zeer ruim.

    Op basis van de algemene formulering van KB nr. 23, lijkt gesteld te kunnen worden dat de regeling ook automatisch op de statutaire personeelsleden van de lokale besturen van toepassing is, in die zin dat de lokale besturen zodoende geen verdere regels moeten vaststellen in hun plaatselijke rechtspositieregeling.

    Dit is alleszins de zienswijze van het Agentschap Binnenlands Bestuur[2] dewelke werd bevestigd door Bart Somers, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen, tijdens de commissievergadering van 5 mei 2020.[3] Ook de socialistische vakbond van het personeel van de lokale en regionale besturen, ACOD-LRB, deelt deze zienswijze.[4]

    De leer van de automatische toepassing van het corona-ouderschapsverlof voor statutaire personeelsleden van de lokale besturen wordt echter niet algemeen gevolgd.

    Zo stelt de RVA op haar infoblad/FAQ inzake het corona-ouderschapsverlof (d.d. 25 mei 2020) uitdrukkelijk dat het corona-ouderschapsverlof niet automatisch van toepassing is op statutaire personeelsleden van niet-federale diensten[5] :

    1.1. Ik ben een statutair ambtenaar bij een niet-federale overheidsdienst. Heb ik toegang tot het corona-ouderschapsverlof?[1]

    Nee, niet automatisch. De overheid waarvoor je werkt, moet eerst in die mogelijkheid voorzien. Vraag na bij je eigen werkgever of dat het geval is. Als de werkgever waarvoor je werkt, het corona-ouderschapsverlof heeft voorzien, dan kun je het opnemen aan dezelfde voorwaarden als de andere werknemers en onderbrekingsuitkeringen van de RVA genieten. Als daarentegen je werkgever het corona-ouderschapsverlof niet voorzien heeft voor zijn/haar statutaire medewerkers, dan heb je er geen recht op.

    Niettemin laat de RVA na te verwijzen naar een juridische grondslag voor dit standpunt. De RVA stipuleert wel in haar infoblad/FAQ dat het bevoegde gewest of de bevoegde gemeenschap moet bepalen of het corona-ouderschapsverlof automatisch van toepassing is of eerst in zijn of haar eigen reglementering moet worden opgenomen.[7]

    Voormeld standpunt van de RVA lijkt voort te vloeien uit de misleidende bewoordingen in het verslag aan de Koning bij het KB nr. 23 van 13 mei 2020 waar staat vermeld (eigen nadruk):

    “(…) Merk ook op dat gelet op de bevoegdheden van de gewesten en gemeenschappen om het statuut van personeel te regelen, de gewesten en gemeenschappen bevoegd zijn te bepalen of dit ouderschapsverlof automatisch van toepassing is op statutaire ambtenaren van de gewesten, gemeenschappen, de lokale besturen en het onderwijs, of, indien zij dit nodig achten, statutair de mogelijkheid te voorzien voor een vorm van ouderschapsverlof voor deze statutaire ambtenaren. Indien de statutaire mogelijkheid om deze vorm van ouderschapsverlof op te nemen, is voorzien, dan kan de federale onderbrekingsuitkering worden toegekend (…)”

    II. Duidelijkheid noch eenduidigheid tussen de gewesten over de automatische toepassing van het KB nr. 23 van 13 mei 2020 op statutaire personeelsleden bij lokale besturen

    België zou België niet zijn, mocht er ook geen verdeeldheid bestaan tussen de gewesten over de interpretatie van het Koninklijk besluit wat betreft de bevoegdheidsverdeling in onze federale staat.

    In Vlaanderen geeft het Agentschap Binnenlands Bestuur aan dat het corona-ouderschapsverlof automatisch van toepassing is op de statutaire personeelsleden van de lokale besturen. De bevoegde hogere rechtsorde, middels de herstelwet van 22 januari 1985 en het KB van 29 oktober 1997 in combinatie met het KB nr. 23 van 13 mei 2020, overstijgt de Vlaamse én lokale rechtspositieregeling. Het statutair personeelslid kan zich beroepen op het corona-ouderschapsverlof ongeacht of er door het lokaal bestuur iets werd opgenomen in de lokale rechtspositieregeling.[8]

    Het Waalse Gewest daarentegen geeft in zijn circulaire van 18 mei 2020 aan dat op gemeentelijk niveau de bevoegde autoriteit voor het personeelsstatuut een beslissing moet nemen om statutaire personeelsleden toegang te geven tot het corona-ouderschapsverlof. Hier is dus geen sprake van een automatische toepassing.

    Volgens de interpretatie van Brussel Plaatselijke Besturen, het bestuur dat deel uitmaakt van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel en het gewestelijk beleid m.b.t. plaatselijke besturen aanstuurt, kan het verslag aan de Koning bij het KB nr. 23 van 13 mei 2020 dan weer enkel een betekenis hebben voor het personeel van de deelstaten die voor hun statutaire ambtenaren een beslissingsmarge hebben gehouden.[9] Bijgevolg interpreteert het Brussels Plaatselijke Besturen dat het KB nr. 23 directe werking heeft voor alle personeelsleden van de lokale besturen en automatisch kan worden toegepast op statutaire personeelsleden.

    III. Uitzonderlijke tijden vragen om uitzonderlijke maatregelen: maar wie heeft het bij het juiste eind?

    Op basis van artikel 6 § 1 VII van de Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen is het Vlaamse Gewest bevoegd voor de personeelsaangelegenheden van o.a. de lokale besturen.

    Een uitzondering hierop vormen evenwel de ‘thematische verloven’, zoals het (gewoon) ouderschapsverlof. Aangezien de regeling inzake het corona-ouderschapsverlof is geënt op het ‘gewoon’ ouderschapsverlof conform het KB van 29 oktober 1997 valt bijgevolg ook het corona-ouderschapsverlof onder federale bevoegdheid.

    Het verslag aan de Koning bij KB nr. 23 van 13 mei 2020, en bijgevolg ook het standpunt van de RVA, lijken dan ook niet consequent met voormelde bevoegdheidsverdeling en creëren nodeloos verwarring over de al dan niet automatische toepassing van het corona-ouderschapsverlof voor statutaire personeelsleden van de lokale besturen. De federale overheid lijkt uit het oog te zijn verloren dat thematische verloven – zoals het corona-ouderschapsverlof – een federale bevoegdheid betreffen, ook voor wat betreft de contractuele en statutaire personeelsleden van de lokale besturen. Het verslag aan de Koning bij KB nr. 23 van 13 mei 2020 – en bijgevolg ook het standpunt van de RVA dat daarop is geënt – lijkt op dit punt dan ook niet juridisch correct te zijn.

    Uit de bewoordingen van het KB nr. 23 van 13 mei 2020 zelf is namelijk af te leiden dat ook statutaire personeelsleden automatisch in aanmerking komen voor corona-ouderschapsverlof. Dit is duidelijk gelet op de federale bevoegdheid inzake het (gewoon) ouderschapsverlof en door de samenlezing van dit KB nr. 23 van 13 mei 2020 met het KB van 29 oktober 1997 en met de herstelwet van 22 januari 1985. Dit vormt ook het standpunt van de Vlaamse overheid.

    Personeelsleden (statutair en contractueel) van de lokale besturen kunnen aldus op hun beide oren slapen. Noch de Vlaamse overheid, noch de lokale besturen dienen dit op te nemen in het Vlaams rechtspositieregelingsbesluit respectievelijk de lokale rechtspositieregeling.

    Voor de goede orde dient evenwel te worden opgemerkt dat de toekenning van het corona-ouderschapsverlof een gunst is namens de werkgever, én aldus geen recht inhoudt, zodat het lokale bestuur op gemotiveerde wijze het verlof kan weigeren.

    [1] Koninklijk besluit nr. 23 tot uitvoering van artikel 5, §1,5° van de wet van 27 maart 2020 die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (II) houdende het corona-ouderschapsverlof, BS 14 mei 2020.
    [2] https://overheid.vlaanderen.be/nieuws/coronaouderschapsverlof-voor-personeel-lokale-besturen-5-mei-2020; https://lokaalbestuur.vlaanderen.be/nieuws/covid-19-corona-ouderschapsverlof-voor-personeel-lokale-besturen-update-18-mei
    [3] https://www.vlaamsparlement.be/commissies/commissievergaderingen/1385932/verslag/1387030
    [4] https://www.acodlrb.be/stavaza/489-corona-ouderschapsverlof
    [5] https://www.rva.be/nl/documentatie/infoblad/t9-0
    [6] https://www.rva.be/sites/default/files/assets/IC-LO/FAQ-Corona/FAQ_CPC_NL_20200608.pdf
    [7] https://www.rva.be/nl/documentatie/infoblad/t9-0
    [8] https://lokaalbestuur.vlaanderen.be/nieuws/covid-19-corona-ouderschapsverlof-voor-personeel-lokale-besturen-update-18-mei
    [9] http://plaatselijke-besturen.brussels/corona-ouderschapsverlof