Het Zwembaddecreet: redder van de lokale zwembadinfrastructuur?

2 juli 2025

Sinds 2004 is het aantal zwembaden in Vlaanderen met 23% gedaald. Het Vlaams Regeerakkoord 2024-2029 stelt echter dat élk kind in Vlaanderen moet (kunnen) leren zwemmen. Met het Zwembaddecreet wil de Vlaamse decreetgever voorzien in een permanent subsidiekader voor de bouw en exploitatie van nieuwe publieke zwembaden.

De vraag rijst of dit Zwembaddecreet de bouw van lokale zwembadinfrastructuur nieuw leven kan inblazen – zeker in een context van lopende besprekingen over de meerjarenplanning op lokaal niveau.

Algemeen

Het regelgevend kader voor subsidiëring als tegemoetkoming in de bouw en exploitatie van nieuwe publieke zwembaden bestaat uit twee onderdelen: enerzijds het decreet d.d. 21 februari 2025[1] en anderzijds het uitvoeringsbesluit van de Vlaamse Regering d.d. 23 mei 2025[2].

De voornaamste doelstellingen van de regelgeving zijn (1) het verhogen van het aantal publieke zwembaden en de zwemwateroppervlakte met een zwem- of watergebonden sportfunctie, en (2) het verlagen van de financiële drempel voor de bouw en exploitatie van zwembaden, zodat meer projecten kunnen worden gerealiseerd.

Om deze doelstellingen te bereiken kan een subsidie worden aangevraagd die jaarlijks wordt toegekend, en dit maximaal 30 jaar lang vanaf de exploitatiefase (i.e. de fase die start vanaf de voorlopige oplevering van het publieke zwembad).

Het maximale subsidiebedrag bedraagt momenteel 150.000 euro per jaar, jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de gezondheidsindex.

Hoeveel subsidieaanvragers daadwerkelijk van deze regeling zullen kunnen profiteren, is nog onduidelijk, aangezien de ‘totale pot van subsidies’ afhankelijk is van de beschikbare begroting.

Voor deze legislatuur is er een bedrag van 6 miljoen euro voorzien, waarmee de Vlaamse Regering de ambitie heeft om 40 zwembadprojecten te ondersteunen en minstens 10.000 m² zwemwateroppervlakte te realiseren.

Deze subsidie is niet cumuleerbaar met andere subsidiëring voor dezelfde investeringskosten. In het bijzonder is een combinatie met subsidies die toegekend of aangevraagd zijn op basis van het decreet van 5 mei 2017 betreffende de ondersteuning van bovenlokale sportinfrastructuur en topsportinfrastructuur[3] uitgesloten.

Voor welke projecten?

De subsidie richt zich op projecten voor publieke zwembaden[4] met een zwemfunctie of watergebonden functie die voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • Nieuwbouw van publieke zwembaden met een minimale zwemkuip van 25 meter lengte en 10 meter breedte.
  • Totaalrenovatie[5] van bestaande zwembaden, mits de huidige zwemwateroppervlakte met zwem- of watergebonden sportfunctie behouden blijft.
  • Recreatieve baden zonder sportfunctie komen niet in aanmerking voor subsidiëring.

Wat betreft de subsidiabele kosten komen alleen de sportgerelateerde exploitatie- en investeringskosten in aanmerking. Dit omvat onder meer personeelskosten, onderhoud, energie, financiering en afschrijvingen. Kosten voor recreatieve voorzieningen, de omgevingsaanleg of groenaanleg, horeca, kantoorruimtes, parking, fietsenstaling, aankoop van het terrein en BTW (behalve niet-aftrekbare BTW) zijn uitgesloten.

Daarnaast gelden de volgende voorwaarden voor het project:

  • Het project moet aan volgende minimale kwaliteitseisen voldoen:
    • Het nieuwbouwproject moet een zwemkuip bevatten die minimaal een lengte van 25 meter en een breedte van 10 meter omvat;
    • Het totaalrenovatieproject moet een zwembad bevatten die minimaal een zwembadkuip heeft die minimaal een lengte van 25 meter en een breedte van 10 meter omvat én waarbij minimaal de bestaande zwembadoppervlakte[6] met zwemfunctie of watergebonden functie wordt behouden;
    • De zwemkuip heeft een rechthoekige vorm;
    • Het geheel van alle functionele delen van het zwembad, de omgevingsaanleg en de ondersteunende faciliteiten, die samen een keten vormen die een bezoeker gebruikt met het oog op een comfortabel zwembadbezoek, behalen minimaal het A+ label voor toegankelijke sportinfrastructuur;
  • Tijdens de exploitatiefase moet het zwembad toegankelijk zijn voor een breed publiek, waaronder verschillende sportclubs, scholen, organisaties en individuele sporters.
  • Er moeten ruime openingsuren worden gegarandeerd: minimaal 3.500 uur per jaar, gespreid over ten minste 50 weken.
  • Billijke tarieven moeten gehanteerd worden, namelijk maximaal 2,80 euro per deelnemer of 18,50 euro per zwembaan voor sportclubs, scholen en non-profitorganisaties (jaarlijks geïndexeerd).

Door wie aan te vragen?

Het is belangrijk om te benadrukken dat de subsidie (in het Nederlands taalgebied[7]) kan aangevraagd worden door zowel private als publiekrechtelijke rechtspersonen.

In het kader van elk project zal nagegaan moeten worden wat de meest interessante piste is.

Er dient immers rekening te worden gehouden met volgende voorwaarden voor de subsidieaanvraag:

  • De werken mogen nog niet gestart zijn op het moment van de subsidieaanvraag. Het ontwerp en bouwrijp maken van het terrein zijn wel toegestaan;
    Let op: de zwembadinfrastructuur moet uiterlijk binnen drie en een half jaar (3,5) na de indiening van de subsidieaanvraag voorlopig worden opgeleverd (uitstel op basis van grondige motivering mogelijk);
  • De subsidieaanvrager moet eigenaar zijn of dient te beschikken over een langdurig zakelijk recht op de grond waarop het publieke zwembad wordt gebouwd, of ligt, in geval van totaalrenovatie, of bewijst met een overeenkomst of met een beslissing van de bevoegde rechtspersoon dat het zakelijk recht zal worden gevestigd uiterlijk op de datum van de aanvraag van de werken;
  • De aanvragen worden chronologisch behandeld (“first come, first served”) door Sport Vlaanderen;
  • De aanvraag moet vergezeld zijn van een goedgekeurd lastenboek en bewijs van openbare bekendmaking.

***

De regeling trad in werking op 1 juni 2025 en is relevant voor elk lokaal bestuur dat de bouw of totaalrenovatie van een publiek zwembad overweegt.

De subsidieregeling biedt een unieke kans om de financiële lasten structureel te verlagen, en zo de zwem- en sportinfrastructuur voor de lokale bevolking aanzienlijk te versterken. De jaarlijkse subsidie fungeert als een aanvulling op de eigen middelen en draagt bij aan een duurzame exploitatie van het zwembad.

Bij GD&A Advocaten begrijpen we als geen ander het strategisch en maatschappelijk belang van deze regeling. Ons team staat dan ook klaar om lokale besturen met kennis van zaken te begeleiden bij elke stap van het subsidieproces – van haalbaarheidsanalyse tot aanvraag en implementatie.

Blijf op de hoogte!

[1] Decreet van 21 februari 2025 over de subsidiëring als tegemoetkoming in de bouw en exploitatie van nieuwe publieke zwembaden, BS 21 maart 2025, 38.129.

[2] Besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2025 tot uitvoering van het decreet van 21 februari 2025 over de subsidiëring als tegemoetkoming in de bouw en exploitatie van nieuwe publieke zwembaden, BS 30 mei 2025, 51.568.

[3] Indien dergelijke subsidie reeds werd toegekend, kan in de periode van vijf (5) jaar die volgt op die beslissing, geen nieuwe subsidieaanvraag op basis van het Zwembaddecreet worden ingediend voor een uitbreiding van dat publiek zwembad.

[4] Een publiek zwembad wordt gedefinieerd als een overdekte sportinfrastructuur die gebouwd en ingericht is in overeenstemming met de Vlaamse milieuwetgeving, respectievelijk met de milieuwetgeving van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en die toegankelijk is voor iedereen om te zwemmen of om andere watergebonden sporten te beoefenen, al dan niet tegen de betaling van een toegangsprijs.

[5] Een totaalrenovatie is een ingrijpende renovatie die al de volgende elementen omvat (1) een nieuwe zwemkuip; (2) volledig nieuwe technieken voor het zwembad en (3) een vernieuwing van de gebouwschil voor het zwembad.

[6] Zwemwateroppervlaktes met een recreatiefunctie worden expliciet uitgesloten.

[7] Voor de projecten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad is dit anders, daar komen enkel volgende subsidieaanvragers in aanmerking: (1) private en publiekrechtelijke rechtspersonen die wegens hun activiteiten worden beschouwd als uitsluitend behorend tot de Vlaamse Gemeenschap en (2) de Vlaamse Gemeenschapscommissie, vermeld in artikel 60, tweede lid, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen.