Hoever reikt het territoriaal speelveld van een intergemeentelijk samenwerkingsverband bij deelname aan overheidsopdrachten?

31 augustus 2021

Intergemeentelijke samenwerkingsverbanden mogen deelnemen aan overheidsopdrachten, en zelfs ook buiten hun territoriale grenzen. Bespreking van het arrest van de Raad van State van 25 juni 2021, nr. 251.071.

Op 25 juni 2021 sprak de Raad van State zich in een arrest nr. 251.071 uit over de deelname van een intergemeentelijke samenwerking aan een overheidsopdracht buiten haar territorium om. De Raad oordeelde dat een intergemeentelijke samenwerking, onder bepaalde voorwaarden, verbintenissen mag/kan aangaan buiten haar contreien.

De CVBA Tussengemeentelijke Maatschappij der Vlaanderen voor Watervoorziening (hierna: TMVW) schreef een overheidsopdracht voor diensten in de speciale sectoren uit met als omschrijving ‘Raamovereenkomst voor het ruimen van straatkolken’.

De opdracht bestond uit 42 percelen, overeenstemmend met zoveel gemeenten, waarvoor de TMVW een raamovereenkomst wenste te sluiten.

De raad van bestuur van de TMVW besliste om de opdracht grotendeels te gunnen aan Intradura, een opdrachthoudende vereniging die instaat voor het afvalbeheer van 19 gemeenten in de westrand van de provincie Vlaams-Brabant.

De verzoekende partijen waren van mening dat de bestreden gunningsbeslissing ten onrechte niet is overgegaan tot de wering – wegens substantiële onregelmatigheid - van de kandidatuurstelling en van de offerte van Intradura. Zij voerden daarbij aan dat de deelname van Intradura aan de desbetreffende overheidsopdracht onrechtmatig en niet bindend is (kan zijn) omdat haar decretale en statutaire handelingsbevoegdheid beperkt is tot het territorium van haar vennoten.

Verzoekers steunden hun grief op het feit dat een gemeente slechts het belang van haar burgers mag behartigen binnen haar eigen grondgebied.[1] Zij veronderstelden dat intergemeentelijke samenwerkingsverbanden enkel mogen optreden met het oog op de gezamenlijke behartiging van aangelegenheden van gemeentelijk belang, en aldus gebonden en beperkt zijn door de beheersoverdracht die zij van de deelnemende gemeenten hebben verkregen. De bevoegdheid van de intergemeentelijke samenwerking is bijgevolg beperkt tot het territorium van de deelnemende gemeenten, aldus de verzoekende partijen.

Loutere optelsom van de deelnemende gemeenten?

De argumentatie van de verzoekende partijen, waarbij zij op algemene wijze betogen dat een intergemeentelijke samenwerking geen verbintenissen mag aangaan die buiten de territoriale grenzen van de vennoten van de intergemeentelijke samenwerking ligt, wordt echter niet gevolgd door de Raad van State.

Aansluitend op eerdere rechtspraak[2] blijft de Raad bij zijn oordeel dat een intergemeentelijke samenwerking buiten de grenzen van het territorium van haar vennoten verbintenissen mag aangaan / activiteiten mag voeren, al zijn de relaties met de gebruikers dan contractueel en niet reglementair van aard.

Daarbij moeten echter drie voorwaarden in acht worden genomen:

  • De activiteit houdt verband met of valt onder de reguliere activiteiten van de intergemeentelijke samenwerking;
  • De activiteit past in het doel van de vereniging;
  • Het gaat om bijkomstige activiteiten, zodat er geen afbreuk wordt gedaan aan de uitvoering van de taken waarvoor de gemeenten een beheersoverdracht aan de vereniging hebben verricht.

Een intergemeentelijke samenwerking mag aldus volgens de Raad niet zonder meer worden gelijkgesteld met een gemeente of met de som van de deelnemende gemeenten. Het vormt een dienstgewijze gedecentraliseerde dienst waar de bestuurders geen beslissingen nemen in naam van de betrokken lokale besturen, maar in naam van de publiekrechtelijke rechtspersoon.

Toepassing uitzonderingsregimes overheidsopdrachten is louter facultatief

Het loutere feit dat een intergemeentelijke samenwerking beroep kan doen op één van de in de overheidsopdrachtenregelgeving voorziene uitzonderingsregimes, zoals het in-house-toezicht[3] of de niet-geïnstitutionaliseerde horizontale samenwerking[4], en dus kan afwijken van het op overheidsopdrachten toepasselijke recht, vormt in hoofde van deze verenigingen geen verplichting.

Een intergemeentelijke samenwerking handelt niet in strijd met de regelgeving overheidsopdrachten door zich in te schrijven in het meer stringente regime van de overheidsopdrachten, ondanks er gebruik kon / kan worden gemaakt van een uitzonderingsregime.

Geen schending van het gelijkheidsbeginsel

Evenmin zorgt het verlenen van diensten op contractuele basis aan bewoners van gemeenten die geen deel uitmaken van de intergemeentelijke samenwerking voor een schending van het gelijkheidsbeginsel met het verstrekken van diensten aan de eigen bewoners op reglementaire basis.

Volgens de verzoekende partijen was er sprake van een ongelijkheid tussen bewoners van een lidgemeente en die van een niet-lidgemeente aangezien deze hetzelfde tarief genieten zonder belastingen te hebben moeten leveren zoals de bewoners van het lid.

De Raad is echter van oordeel dat beide categorieën van inwoners niet vergelijkbaar zijn, vermits het gaat om inwoners van verschillende gemeenten die dus onderworpen zijn aan een verschillend gemeenrechtelijk karakter.

Ten slotte is de Raad van State van oordeel dat ook het verschil in statuten tussen een ondernemer in de zin van het Wetboek Economisch Recht en een intergemeentelijke samenwerking het gelijkheidsbeginsel niet schendt. Het feit dat een intergemeentelijk samenwerkingsverband geen handelskarakter mag hebben, belet niet dat zij mag deelnemen aan overheidsopdrachten. Dit geldt trouwens evenzeer voor andere lichamen die niet op een regelmatige basis op de markt aanwezig zijn.

Een intergemeentelijk samenwerkingsverband kan aldus deelnemen aan overheidsopdrachten, ook buiten de territoriale grenzen van haar vennoten.


[1] Art. 41, eerste lid, eerst zin Gw; art. 2, §§ 1 en 2 DLB.
[2] Zie bijvoorbeeld RvS 10 februari 2009, nr. 190.341, nv Van Gansewinkel; RvS 7 maart 2017, nr. 237.577, nv Sita Treatment & Recycling.
[3] Art. 30 wet overheidsopdrachten 2016.
[4] Art. 31 wet overheidsopdrachten 2016.