Hof van Justitie doet uitspraak over het Wasserij-arrest Fiat justitia, ruat caelum?

12 mei 2025

Pro memorie: het Wasserij-arrest - doorn in het vlees van lokale besturen

In Vlaanderen is het de gemeentelijke omgevingsambtenaar die oordeelt of een project-MER-screening bij een vergunningsaanvraag volstaat, dan wel of een volledig project-MER moet worden opgemaakt.

Wanneer de gemeente een omgevingsvergunningsaanvraag indient bij zichzelf, moet de gemeentelijke omgevingsambtenaar volgens de Vlaamse regelgeving oordelen of voor dit project geen volledig project-MER moet worden opgemaakt.

In het Wasserij-arrest (nr. RvVb-A-2223-0108 van 6 oktober 2022) oordeelde de Raad voor Vergunningsbetwistingen dat deze regeling problematisch is. De Raad verwees daarbij naar de ‘no conflict of interest’-bepaling uit de Europese de MER-richtlijn, die inhoudt dat de lidstaten ervoor dienen te zorgen dat de voor de milieueffectrapportage bevoegde instanties hun taken op objectieve wijze vervullen en er geen belangenconflicten kunnen ontstaan.

Volgens het Wasserij-arrest zou de omgevingsambtenaar echter niet onafhankelijk genoeg zijn om in objectiviteit te oordelen of een project-MER-screening bij een gemeentelijk project volstaat.

De Raad voor Vergunningsbetwistingen vond de Vlaamse regeling dus strijdig met EU-recht. Dit arrest had tot gevolg dat vele MER-screeningsplichtige gemeentelijke projecten, waarvoor vergunningsaanvragen door het eigen college in eerste aanleg werden beoordeeld, op de helling kwamen te staan.

Raad van State heeft (deels) andere visie

Tegen het Wasserij-arrest werd cassatieberoep ingesteld bij de Raad van State. De Raad van State oordeelde op 26 maart 2024 dat het Wasserij-arrest een brug te ver was waar het de Vlaamse regelgeving buiten toepassing had gelaten wegens strijdigheid met het EU-recht, maar stelde wel een prejudiciële vraag omtrent de interpretatie van de ‘no-conflict-of-interest’ bepaling aan het Hof van Justitie.

Hof van Justitie lijkt Wasserij-rechtspraak te bevestigen

Het Hof van Justitie deed op 8 mei 2025 uitspraak over deze vraag en lijkt hierbij het aanvankelijke standpunt van de Raad voor Vergunningsbetwistingen te bevestigen.

Uit ‘no-conflict-of-interest’ bepaling volgt dat wanneer de bevoegde instantie tevens de opdrachtgever is, er binnen de organisatie van administratieve bevoegdheden een passende scheiding moet worden gebracht tussen de conflicterende functies bij het uitvoeren van die taak.

Het Hof wijst er op dat deze ‘no-conflict-of-interest’-bepaling eveneens van toepassing is op de gewone m.e.r.-screeningsplichtige projecten. Ook bij de uitvoering van de m.e.r.-screening van de eigen projecten van de overheid dient gezorgd te worden voor een “passende scheiding” tussen de conflicterende functies binnen de organisatie. Deze passende scheiding moet op zodanige wijze worden ingericht dat “een administratieve eenheid binnen de instantie die bevoegd is voor die beoordeling, beschikt over een werkelijke autonomie, wat met name inhoudt dat zij beschikt over eigen administratieve middelen en personeel en aldus in staat is om haar taak op objectieve wijze te vervullen.”

In feite bevestigt het Hof dus het standpunt van de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Een omgevingsambtenaar de MER-screening van het eigen gemeentelijke project laten uitvoeren is in strijd met de ‘no-conflict-of-interest’ bepaling van het Europees recht.

Raad van State terug aan zet

Heden ligt de bal terug in het kamp van de Raad van State, die op basis van hat antwoord op de prejudiciële vraag uitspraak moet doen over het cassatieberoep tegen het Wasserij-arrest. Het valt af te wachten wat de Raad van State nu gaat beslissen. De kans is alvast dat reëel het oordeel van de Raad van State in de lijn van het Wasserij-arrest zal liggen.

De vraag moet ook worden gesteld of de inmiddels doorgevoerde decreetswijziging van 19 april 2024, waarbij een bijkomende verduidelijking omtrent de onafhankelijkheid van de omgevingsambtenaar werd ingevoerd, voldoende is om van een ‘passende scheiding’ te kunnen spreken. Thans heet het dat de onafhankelijkheid en neutraliteit van de omgevingsambtenaar bij de uitoefening van zijn taken te allen tijde moet worden gevrijwaard, en dat “de actieve en constructieve wijze waarop de gemeentelijke omgevingsambtenaar zich moet inzetten voor de realisatie van de opdracht en de doelstellingen van de gemeente, doet daar geen afbreuk aan”.

Omtrent de taak van de omgevingsambtenaar is het laatste duidelijk nog niet gezegd.

Wat wel vaststaat is dat in deze juridisch-onzekere tijden gemeentelijke projecten steeds opnieuw hindernissen en valkuilen dienen te overwinnen.

Wij beschikken over de nodige expertise en kunnen uw bestuur met raad en daad bijstaan.