MER-screeningsplicht bij gemeentelijke projecten: wie durft zich bevoegd verklaren?

21 oktober 2022

De Raad voor Vergunningsbetwistingen vernietigt en weigert middels zijn arrest van 6 oktober 2022 met nummer RvVb-A-2223-A-0108 een omgevingsvergunning voor de reconversie van een wasserijsite in Sint-Amandsberg. De Raad komt immers tot de vaststelling dat het “gemeentelijk” project initieel ten onrechte is ingediend bij het college van burgemeester en schepenen. Het arrest draagt ook risico’s mee ten aanzien reeds bekomen vergunningen.

  1. Artikel 15/1 Omgevingsvergunningsdecreet

    Het college van burgemeester en schepenen is in beginsel voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor aanvragen van de gemeentelijke projecten en andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is (artikel 15, §1, laatste lid Omgevingsvergunningsdecreet, hierna: OVD).

    Hierop wordt een uitzondering voorzien als het college van burgemeester en schepenen initiatiefnemer en aanvrager is van het project én er daarvoor een milieueffectrapport moet worden opgesteld en er geen ontheffing van de rapportageverplichting is verkregen. In dit geval is de deputatie bevoegd (artikel 15/1, lid 1 OVD).

      2. CBS als aanvrager/initiatiefnemer?

      Aangezien artikel 15/1, eerste lid OVD cumulatieve voorwaarden omvat, kon tot voor kort voor de MER-screeningsplichtige projecten worden besloten tot de bevoegdheid van het college van burgemeester.

      De discussie of het college van burgemeester en schepenen als initiatiefnemer en/of aanvrager fungeerde, was immers niet doorslaggevend daar de overige voorwaarde toch niet vervuld was.

      Daarbij kon met enige gemoedsrust worden gewezen op het arrest van de tweede kamer van de Raad voor Vergunningsbetwistingen van 23 december 2021 met nummer RvVb-A-2122-0322. De Raad overwoog daarbij dat het essentieel is om eerst te bepalen of het betrokken project project-MER-plichtig is.

      Voorts overwoog de Raad voor Vergunningsbetwistingen:

      Aangezien het college van burgemeester en schepenen volgens het Omgevingsvergunningsdecreet de overheid is die in eerste aanleg moet beslissen over deze aanvraag met uitsluiting van enige andere overheid, kan het college van burgemeester en schepenen als orgaan op zich geen partijdigheid verweten worden wanneer ze zich van haar taak kwijt en de door haar gemeente ingediende vergunningsaanvraag beoordeelt. De toepassing van het onpartijdigheidsbeginsel zou, in de hypothese van de verzoekende partij waarbij geen enkele rekening wordt gehouden met andere mechanismen uit het decreet die kunnen bijdragen tot een onpartijdige beoordeling, ertoe leiden dat het college van burgemeester en schepenen ertoe wordt verhinderd een regelmatige beslissing te nemen waartoe ze wettelijk wel wordt geroepen. Het onpartijdigheidsbeginsel als algemeen beginsel van behoorlijk bestuur vindt evenwel slechts toepassing op de organen van het actief bestuur in zoverre dit verenigbaar is met de eigen aard, inzonderheid de eigen structuur van het bestuur. De toepassing van het onpartijdigheidsbeginsel kan er, in tegenstelling tot wat de verzoekende partij lijkt aan te nemen, niet toe leiden dat het nemen van een regelmatige beslissing onmogelijk wordt. De verzoekende partij staaft verder geenszins de gedachte als zou de verwerende partij op een partijdige wijze hebben geoordeeld.

        3. Catch-22

        De achtste kamer van de Raad voor Vergunningsbetwistingen bracht een einde aan deze gemoedsrust.

        Middels zijn arrest van 6 oktober 2022 stelt de Raad dat artikel 15/1, lid 1 OVD bepaalt dat de deputatie in eerste bestuurlijke aanleg bevoegd is om een aanvraag voor een gemeentelijk project te beoordelen als enerzijds het CBS de initiatiefnemer en aanvrager is én anderzijds als er voor het project een project-MER moet worden opgesteld en er geen ontheffing van rapportageplicht is verkregen. Dit in uitvoering van de ‘no conflict of interest’ - bepaling in artikel 9bis project-MER-richtlijn.

        Voor het project van de wasserijsite beschouwt de Raad het CBS als de daadwerkelijke initiatiefnemer en (feitelijke mede-) aanvrager, dan wel als de opdrachtgever in de zin van artikel 1 project-MER-richtlijn. Tot zover een uitspraak in lijn met voorgaande arresten, zoals het arrest van de vierde kamer van de Raad van 22 april 2021 met nummer RvVb-A-2021-0910.

        Nu zet de achtste kamer thans een stap verder.

        De achtste kamer van de Raad oordeelt dat de voorwaarde in artikel 15/1, lid 1 OVD over het MER-plichtig karakter van het project volgens een ‘richtlijnconforme interpretatie’ niet enkel geldt voor projecten waarvoor er behoudens een ontheffing alleszins een project-MER moet worden opgemaakt, maar ook voor screeningsplichtige projecten waarvoor er op het ogenblik van de aanvraag geen zekerheid bestaat dat er daarvoor geen project-MER moet worden opgemaakt.

        Zodoende plaatst de Raad met zijn arrest van 6 oktober 2022 de lokale besturen in een catch-22. Tevens heeft deze stelling mogelijks gevolgen voor de in het verleden verleende vergunningen voor gemeentelijke projecten.

        Een doorsnee gemeentelijk omgevingsproject omvat immers vaak een project-MER-screeningsnota, minstens om het risico in de kiem te smoren dat de vergunning sneuvelt bij gebrek aan zulke screening. Alle colleges van burgemeester en schepenen staan voor een onmogelijke keuze. Verklaren zij zich bevoegd gelet op de duidelijke bewoordingen van artikel 15/1 OVD? Of opteren zij ervoor om de gemeentelijke projecten steevast in te dienen bij de deputatie?

        Geen enkele piste is zonder risico. Zal de deputatie zich bevoegd verklaren? Wat gebeurt er indien de Raad van State het arrest zou casseren? Zullen de overige kamers van de Raad voor Vergunningsbetwistingen de zienswijze van het arrest van 6 oktober 2022 volgen?

        De hogere overheden zouden op dit punt best zo snel mogelijk duidelijkheid scheppen.

        GD&A Advocaten staat klaar om uw bestuur bij te staan in de analyse van de gevolgen voor de reeds afgeleverde en nog op stapel staande gemeentelijke projecten.