Minister bevestigt milde beoordeling winstoogmerk AGB’s wegens corona-maatregelen

19 mei 2020

Niet alleen zuiver commerciële bedrijven hebben te lijden onder de verplichte sluiting in het kader van de corona-maatregelen. Ook de talrijke autonome gemeentebedrijven, die vrijetijdsinfrastructuur exploiteren, moesten verplicht de deuren sluiten. Door het wegvallen van een belangrijk aandeel van de omzet wordt het bijzonder moeilijk of zelfs onmogelijk om het beoogde winstoogmerk in de praktijk te realiseren. GD&A Advocaten heeft er bij de minister van Financiën op aangedrongen om in een tolerante regeling te voorzien. Dit overleg resulteerde in de Circulaire 2020/C/68 dd. 15.05.2020.

Deze circulaire handelt over de beoordeling van de al dan niet aanwezigheid van een winstoogmerk in hoofde van een autonoom gemeentebedrijf. De beslissing nr. E.T.129.288 van 19.01.2016 voorziet reeds dat de winst/verlies-positie die uit de globale activiteit van het autonoom gemeentebedrijf voortvloeit structureel moet zijn en onafhankelijk van toevallige gebeurtenissen langs de inkomsten- of uitgavenzijde. De uitzonderlijke economische omstandigheden ingevolge de recente uitbraak van COVID-19 (Coronavirus) worden aangemerkt als een dergelijke toevallige gebeurtenis.

Diverse vrijstellingen in het btw-wetboek zijn verbonden aan het ontbreken van een winstoogmerk (art. 44, §2, 3°, 4°, 6°, 7° en 9° WBTW). Het begrip 'instelling zonder winstoogmerk' werd verduidelijkt door het Hof van Justitie van de Europese Unie in zijn arrest Kennemer Golf & Country Club (H.v.J. 21.03.2002, C-174/00, Kennemer Golf & Country Club) en wordt omstandig toegelicht in de beslissing nr. E.T.129.288 van 19.01.2016.

De fiscus herinnert er aan dat:

  • om te beoordelen of een instelling kwalificeert als een instelling zonder winstoogmerk alle activiteiten van die instelling in aanmerking dienen te worden genomen
  • de instelling, in haar geheel beschouwd, geen winstoogmerk heeft indien zij niet tot doel heeft winst te maken met het oog op de verdeling daarvan onder haar leden. Het bestaan van een dergelijk doel, moet worden bepaald aan de hand van het statutaire doel van de instelling en de concrete feitelijke omstandigheden van de zaak.

Een autonoom gemeentebedrijf waarvan de statuten voorzien dat de eventuele winsten zullen uitgekeerd worden aan de gemeente en wanneer uit de feitelijke omstandigheden blijkt dat dit ook daadwerkelijk gebeurt, valt buiten het toepassingsgebied van hoger genoemde vrijstellingen.

De kwalificatie van een autonoom gemeentebedrijf als belastingplichtige met recht op aftrek in de zin van artikel 4, § 1, WBTW belet niet dat de fiscus later kan onderzoeken of de statutaire bepalingen niet louter theoretisch zijn en desgevallend kan besluiten dat voornoemde vrijstelling alsnog van toepassing is.

Dit zal het geval zijn wanneer systematisch tekorten voorkomen in hoofde van het autonoom gemeentebedrijf omdat de aan de bezoekers van de inrichting aangerekende prijzen niet volstaan tot dekking van de exploitatiekosten van het autonoom gemeentebedrijf en het bijgevolg onmogelijk is om winsten uit te keren. Hiervoor dient het operationeel resultaat van de globale activiteit van het autonoom gemeentebedrijf in aanmerking te worden genomen. Desgevallend kunnen prijssubsidies in rekening worden gebracht om het AGB rendabel te maken.

De beslissing nr. E.T.129.288 van 19.01.2016 stelt reeds uitdrukkelijk dat het globale resultaat van de activiteit (dus niet activiteit per activiteit) van het autonoom gemeentebedrijf in aanmerking dient te worden genomen en dat de winst/verlies-positie die daar uit voortvloeit structureel moet zijn en onafhankelijk van toevallige gebeurtenissen langs inkomsten- of uitgavenzijde.

Belangrijk is dat de uitzonderlijke economische omstandigheden ingevolge de maatregelen die zijn genomen ter bestrijding van COVID-19 (Coronavirus) dienen te worden aangemerkt als een dergelijke toevallige gebeurtenis.

Dientengevolge heeft de minister beslist dat de fiscus, bij haar onderzoek of betreffende statutaire bepalingen niet louter theoretisch zijn in de zin van hetgeen voorafgaat, geen rekening zal houden met het operationeel resultaat met betrekking tot het boekjaar dat de periode 01.03.2020 tot en met 30.06.2020 omvat. Het voorgaande geldt mutatis mutandis wanneer betreffende periode van 01.03.2020 tot en met 30.06.2020 betrekking heeft op twee verschillende boekjaren.

Concreet betekent dit dat de AGB’s na de heropening niet verplicht zijn om de prijssubsidies sterk op te trekken teneinde het verlies aan omzet te compenseren. Het lijkt ons daarentegen wel aangewezen om het niveau van de prijssubsidies van toepassing voor de corona-crisis ook bij de heropening te handhaven en de prijssubsidies dus niet zonder meer terug te schroeven. In het geval dat het AGB in 2020 verliezen lijdt als gevolg van de corona-maatregelen kunnen deze verliezen dus uitzonderlijk worden weggewerkt met werkingssubsidies teneinde de continuïteit van het bedrijf te verzekeren.

De totstandkoming van deze circulaire toont aan dat GD&A Advocaten proactief de belangen van de lokale besturen behartigt. Uiteraard staan wij graag ter beschikking voor verdere toelichting.