Nazicht (lopende) vergunningsdossiers dringt zich op: de milieueffecten van de (van de hoofdaanvraag afgesplitste) bemalingswerken zijn verplicht mee te nemen in de MER-screening van het hoofdproject

5 december 2022

Een recent arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen stelt dat de milieueffecten van de bemalingswerken, alhoewel deze afzonderlijk kunnen worden aangevraagd, toch bij de screening van het hoofdproject dienen te worden betrokken.

In de praktijk betekent dit dat een omgevingsvergunningsaanvraag voor het “hoofdproject” in diens MER-screeningsnota aandacht moet schenken aan de uit te voeren bronbemaling. Een lacune op dit punt kan grote gevolgen hebben voor de wettigheid van de desgevallend af te leveren omgevingsvergunning.

Zoals gekend geldt er voor de onderdelen van een omgevingsvergunningsproject die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn een zogenaamde verplichting tot gezamenlijke indiening.

Art. 7 §2, eerste lid OVD bepaalt dat, indien een project elementen bevat die onderworpen zijn aan meerdere vergunnings- of meldingsplichten, en die aspecten onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, de vergunningsaanvraag al de betrokken aspecten op straffe van onontvankelijkheid dient te omvatten, als minstens één element van de aanvraag vergunningsplichtig is.

Art. 7 §2, tweede lid OVD voorziet echter in een uitzondering op de verplichting tot gezamenlijke indiening voor het aanvragen of melden van stedenbouwkundige handelingen en exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten die alleen nodig zijn tijdens de uitvoeringsfase van het project.

In de praktijk gaat het meestal om bemalingswerken die pas in een latere fase, na de indiening van de een omgevingsaanvraag voor het “hoofproject” worden aangevraagd. Dit is mogelijk op grond van art. 7 §2 OVD.

Zoals ongetwijfeld door u reeds vernomen, oordeelt een recent arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen echter dat de milieueffecten van de bemalingswerken, alhoewel deze afzonderlijk kunnen worden aangevraagd, toch bij de screening van het hoofdproject dienen te worden betrokken.

Het betrokken arrest van 27 oktober 2022, nr. RvVb-A-2223-0160, stelt met name dat de mogelijke milieueffecten van een bronbemaling ook beoordeeld dienen worden bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het hoofdproject.

De relevante passage kan teruggevonden worden op pagina 47-53 van het arrest. De Raad oordeel daar onder meer:

“De verwerende partij stelt dat de bronbemaling wel zal worden toegepast, maar dat de melding daarvan later zal gebeuren. De verzoekende partijen betogen dat de verwerende partij daarvoor steunt op artikel 7, §2 tweede lid Omgevingsvergunningsdecreet, maar dat deze bepaling het vergunningverlenende bestuur er niet van ontslaat om in het kader van de MER-toets de onderdelen die kaderen binnen de uitvoeringsfase van het stadsontwikkelingsproject mee te beoordelen in de screening aan de criteria van bijlage II bij het DABM. De verzoekende partijen betogen dat niet blijkt welke soort bemaling zal worden toegepast (een bemaling hetzij via lozing, hetzij via injectie in de bodem) en dat afhankelijk daarvan er ofwel lozings- ofwel milieukwaliteitsnormen (Vlarem II) van toepassing zijn. Ze stellen dat dit niet blijkt uit de screeningsnota die daardoor gebrekkig is en gelijk staat met een niet-ingevulde  screeningsnota

[…]

Voor de MER-plicht is het project dat men wil realiseren beslissend. De milieueffectbeoordeling heeft tot doel de vergunningverlenende overheid toe te laten de weerslag van het gehele project op de mens en het leefmilieu na te gaan. Aan die doelstelling, die de eenheid van beoordeling beoogt, zou afbreuk worden gedaan indien voor een totaalproject de milieubeoordeling voor activiteiten in de uitvoeringsfase worden afgesplitst en later beoordeeld.”

In de praktijk betekent dit dat een omgevingsvergunningsaanvraag voor het “hoofdproject” in diens MER-screeningsnota aandacht moet schenken aan de uit te voeren bronbemaling. Deze verplichting geldt evenzeer indien de bronbemaling deel uitmaakt van een afzonderlijke vergunningsaanvraag, hetgeen nog steeds toegelaten is conform art. 7 §2, tweede lid OVD.

Wij raden onze cliënten dan ook aan om – zeker wat lopende dossiers betreft evenals voor omgevingsvergunningen die nog aanvechtbaar zijn met een administratief of jurisdictioneel beroep – even na te kijken of het aspect van de bemaling betrokken werd in de MER-screeningsnota van het “hoofdproject”. Een gebrek in de MER-screening op dit punt kan met name grote gevolgen hebben voor de wettigheid van de desgevallend af te leveren omgevingsvergunning.

Minstens lijkt – op grond van de rechtspraak van de Raad – in de MER-screeningsnota aandacht te moeten worden geschonken aan de soort bemaling die zal worden toegepast, zijnde een bemaling hetzij via lozing, hetzij via injectie in de bodem. Of ter zake nog een bijkomende detailleringsgraad is vereist zal vermoedelijk nog blijken uit latere rechtspraak van de Raad.

In geval van bijkomende vragen in geval van twijfel staan wij vanzelfsprekend klaar om een analyse van de geldigheid van de doorgevoerde MER-screening door te voeren en u – in voorkomend geval – te adviseren omtrent de gevolgen voor uw dossier.