Overheidsopdrachten - Cumulverbod tussen architect en (werknemer van) een projectontwikkelaar – het oordeel van het Hof van Cassatie is absoluut...
9 april 2021
Bespreking van het arrest van het Hof van Cassatie van 9 januari 2020, nr. C.17.0623.N.
Het Hof van Cassatie heeft in een arrest van 9 januari 2020, mede in het licht van het onafhankelijkheidsbeginsel, het algemeen cumulverbod tussen architect en aannemer bevestigd - in het bijzonder waarbij een architect niet terzelfder tijd een bezoldigde werknemer kan uitmaken van een projectontwikkelaar.
In voorliggende casus was de Orde van Architecten van oordeel dat het beroep van architect onverenigbaar is met het als bediende in loondienst werkzaam zijn bij een bouwpromotor-aannemer in de hoedanigheid van junior projectleider in de afdeling projectontwikkeling.
De Provinciale raad was dezelfde mening toegedaan.
De Raad van Beroep oordeelde echter dat de wet uitdrukkelijk de mogelijkheid voorziet om als zelfstandig architect in bijberoep te werken. Aangezien de architect in voormeld geval niet het beroep van aannemer uitoefent, hij in zijn werkzaamheden voor de bouwpromotor niet optreedt als architect en het feit dat de private projecten in zijn zelfstandige activiteit als architect niets te maken hebben met de bouwpromotor, is de Raad van Beroep van oordeel dat is voldaan aan alle door de wet voorziene voorwaarden om ingeschreven te blijven.
Reglementair kader
Het Reglement van Beroepsplichten der Architecten schrijft voor dat de architect de nodige onafhankelijkheid moet hebben om zijn beroep uit te oefenen overeenkomstig de regels, en dit ongeacht zijn statuut.[1]
Een architect kan zijn beroep echter uitoefenen als architect-bezoldigde die geheel of ten dele in dienst is van een natuurlijke of rechtspersoon in het raam van een arbeidsovereenkomst voor bedienden. Daarbij moet de architect-bezoldigde beschikken over de mogelijkheid zijn verantwoordelijkheid op te nemen in functie van de specificiteit van het beroep.[2]
Uitdrukkelijk wordt gesteld dat het beroep van architect onverenigbaar is met het beroep van aannemer[3], zowel rechtstreeks als onrechtstreeks, als bij tussenpersoon.[4] Dit cumulverbod is van belang voor het vermijden van belangenconflicten en voor de titelbescherming, oordeelde het Hof in eerdere rechtspraak.
Arrest 9 april 2020
Het Hof van Cassatie stelt in dit arrest vooreerst dat elke bepaling die de vrijheid van nijverheid en arbeid inperkt, zoals bovengenoemde onverenigbaarheid, op beperkende wijze moet worden uitgelegd.
Evenwel besluit het Hof terzelfdertijd dat én en ander niet belet dat het verbod om beide beroepen te cumuleren, algemeen van aard is en niet beperkt tot de cumulaties van de functies van aannemer en architect in het kader van éénzelfde bouwproject.
Een architect kan aldus volgens het Hof niet tegelijk werkzaam zijn als architect en als werknemer van een bouwaannemer.
Deze onverenigbaarheid geldt niet enkel wanneer de architect in zijn hoedanigheid van werknemer is belast met taken die behoren tot de normale uitoefening van het beroep van architect, doch geldt 1) ook wanneer de architect in zijn hoedanigheid van werknemer niet is belast met taken die behoren tot de normale uitoefening van het beroep van architect én 2) zélfs wanneer bouwprojecten waarin de architect optreedt in de hoedanigheid van zelfstandig architect en de bouwprojecten waarin hij optreedt als werknemer geheel van elkaar onderscheiden zijn.
Het Hof van Cassatie interpreteert het verbod van onverenigbaarheid tussen architect en aannemer dus als absoluut.
[1] Art. 4, tweede lid reglement van beroepsplichten van 16 december 1983 door de Nationale Raad van de Orde der architecten vastgesteld, goedgekeurd bij art. 1 KB 18 april 1985 (hierna: Reglement).
[2] Art. 7 Reglement.
[3] Art 6 wet 20 februari 1939 op de bescherming van den titel en van het beroep van architect, BS 25 maart 1939.
[4] Art 11 Reglement.