Overheidsopdrachten – De aankondiging en het bestek: een identieke tweeling, of toch niet?

21 augustus 2025

Bij een overheidsopdracht voor het leveren van materiaal voor beursstanden besliste de VDAB als aanbestedende overheid om de verzoekende partij niet te selecteren voor de opdracht omdat ze niet zou voldoen aan de minimumvereiste wat betreft het selectiecriterium met betrekking tot de technische en beroepsbekwaamheid. De Raad van State oordeelde in zijn arrest nr. 263.915 van 8 juli 2025 dat de selectiecriteria moeten opgenomen zijn in de aankondiging van een overheidsopdracht en dat het bestek niet mag afwijken van de aankondiging. De Raad oordeelde vervolgens dat de niet-selectie berustte op een niet aanvaardbaar motief en besloot tot de schorsing van de tenuitvoerlegging van de gunningsbeslissing.

1.Relevante feiten

De Vlaamse dienst voor arbeidsbemiddelingen en beroepsopleiding (VDAB) schreef een overheidsopdracht uit met als voorwerp ‘Raamovereenkomst Signalisatie- en Beursmateriaal’. De raamovereenkomst bestond concreet uit het leveren van allerhande beursmateriaal.

De openbare procedure werd gekozen als plaatsingsprocedure.

Eén van de selectiecriteria had betrekking op de technische en beroepsbekwaamheid van de inschrijver.

Volgens de aankondiging van de opdracht diende de inschrijver een lijst bij te voegen met “referenties van minstens 3 gelijkaardige diensten van de voorbije 3 jaar”.

Het bestek voegt daaraan toe dat voor wat betreft de voor te leggen referenties met gelijkaardige diensten ‘het leveren en plaatsen van signalisatie- en beursmaterialen voor beurzen met een minimale grootte van 70 beursstanden’ wordt bedoeld.

De verzoekende partij diende een offerte in waarin drie, volgens haar gelijkaardige opdrachten, nader werden beschreven en toegelicht.

De VDAB selecteerde de verzoekende partij niet omdat ze meende dat er geen enkele concrete referentie werd voorgelegd waaruit de minimale grootte van 70 beursstanden bleek, zoals nochtans uitdrukkelijk was opgenomen in het bestek. De opdracht werd aldus gegund aan een andere partij.

2. Het standpunt van de verzoekende partij: er is weldegelijk voldaan aan het selectiecriterium.

Verzoekende partij voert in essentie aan dat de beslissing tot niet-selectie niet gesteund is op deugdelijke motieven.

Ze voert aan dat ze wél heeft voldaan aan het in de aankondiging vermelde selectiecriterium door het opgeven van drie referenties waarbij ze ook een korte beschrijving en toelichting voegde. De verzoekende partij is van oordeel dat de aanbestedende overheid voorwaarden heeft toegevoegd middels het bestek door te vereisen dat de gevraagde referenties betrekking moeten hebben op “minstens 70 beursstanden”.

3. Het strenge oordeel van de Raad van State: de niet-selectie berust op een niet aanvaardbaar motief.

De Raad van State betwist vooreerst niet dat uit het door de verzoekende partij ingediende overzicht niet kon worden afgeleid of de projecten betrekking hadden op beurzen met een minimale grootte van 70 beursstanden, doch stelt vast dat er in de aankondiging geen gewag gemaakt wordt van de vereiste dat de geleverde gelijkaardige diensten betrekking moeten hebben op beurzen met een minimale grootte van 70 beursstanden.

Artikel 65, eerste lid van het KB Plaatsing bepaalt dat de selectiecriteria én de aanvaardbare bewijsmiddelen vermeld moeten worden in de aankondiging van de opdracht, of – indien geen aankondiging vereist is – in de opdrachtdocumenten:

“Onverminderd artikel 42, § 3, eerste lid, 2°, van de wet, worden de selectiecriteria alsook de aanvaardbare bewijsmiddelen door de aanbestedende overheid vermeld in de aankondiging van de opdracht of, in afwezigheid van een dergelijke aankondiging, in de opdrachtdocumenten.”

De Raad verwijst daarbij naar de uitleg van de wetgever in het verslag aan de Koning, o.m. het verslag aan de Koning bij artikel 15 van het Koninklijk Besluit van 7 februari 2014:

“Dit artikel vervolledigt artikel 58, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit. Volgens de huidige bepaling zijn de kwalitatieve selectiecriteria vermeld in de aankondiging van opdracht of in de uitnodiging tot het indienen van een offerte. De vermelding in de uitnodiging tot het indienen van een offerte is evenwel slechts mogelijk in de gevallen waarin geen aankondiging van opdracht moet worden bekendgemaakt, m.a.w. bij onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking. Immers, wanneer de bekendmaking van een aankondiging verplicht is, moeten de bedoelde criteria daarin worden vermeld. Om die reden worden de woorden ‘bij gebreke aan een dergelijke aankondiging’ ingevoegd.”

De Raad van State besluit dat in het geval de opdracht moet worden aangekondigd, de kwalitatieve selectiecriteria in de aankondiging moeten worden vermeld. Die selectiecriteria mogen eventueel in het bestek herhaald worden, maar het bestek mag op dat punt niet afwijken van hetgeen is opgenomen in de aankondiging.

Hierdoor was de beslissing tot niet-selectie gesteund op een rechtens niet aanvaardbaar motief waardoor de bestreden beslissing werd geschorst.

4. ALERT – moeten de selectiecriteria steeds uitdrukkelijk in de aankondiging van de opdracht vermeld worden?

In het licht van dit arrest rijst de vraag of het voldoende is om in de aankondiging enkel te verwijzen naar de opdrachtdocumenten voor wat betreft de selectiecriteria.

Die keuze wordt vaak gemaakt om tegenstrijdigheden tussen de aankondiging en de opdrachtdocumenten te vermijden.

Het arrest is op dit punt echter niet geheel eenduidig. De Raad stelt immers het volgende:

“Uit wat voorafgaat volgt prima facie dat in geval de opdracht moet worden aangekondigd, zoals te dezen het geval is, de kwalitatieve selectiecriteria in de aankondiging moeten worden vermeld. Die selectiecriteria mogen eventueel in het bestek herhaald worden, maar het bestek mag op dat punt niet afwijken van hetgeen is opgenomen in de aankondiging.”

Het is aldus onduidelijk of een loutere verwijzing voldoet aan de verplichting zoals voorzien in artikel 65, eerste lid KB Plaatsing.

Gelet op de uitdrukkelijke bewoordingen in het arrest ‘die selectiecriteria mogen eventueel in het bestek herhaald worden’, zou afgeleid kunnen worden dat een loutere verwijzing naar het bestek onvoldoende is.

Echter lijkt dit besluit wellicht te verregaand.

De ratio legis van de vereiste in artikel 65, eerste lid KB Plaatsing lijkt immers te zijn dat de wetgever oplegt dat de aankondiging van een opdracht voldoende duidelijk is. Indien er in de opdrachtdocumenten een afwijking t.o.v. de aankondiging voorkomt, bestaat het risico op een beperking van de mededinging.

Indien er in de aankondiging louter wordt verwezen naar de inhoud van de opdrachtdocumenten, dan lijkt dit risico zich niet te kunnen voordoen aangezien er alsdan transparant en duidelijk gecommuniceerd wordt aan de gegadigden zonder dat daarbij verwarring kan optreden.

Bovendien moet erop worden gewezen dat de formulieren voor aankondiging zoals voorzien op het e-Procurement platform – sinds kort – ook uitdrukkelijk in de mogelijkheid voorzien om het ‘Opdrachtdocument’ aan te duiden als bron voor de kwalitatieve selectiecriteria. Deze formulieren zijn opgemaakt in onderlinge afstemming met de Europese diensten.

Er lijkt dan ook geconcludeerd te kunnen worden dat een loutere verwijzing naar de opdrachtdocumenten in de aankondiging wettelijk in orde is. Mogelijks zal de Raad van State dit in navolgende rechtspraak nog verder uitklaren.