Stikstofdecreet maakt aanvulling project-MER-screening in beroep mogelijk

13 maart 2024

Met het Stikstofdecreet van 26 januari 2024 heeft de Vlaamse Decreetgever een duurzame oplossing willen bieden voor de stikstofproblematiek. Of dat gelukt is, zal zich nog moeten uitwijzen. Het Stikstofdecreet bevat echter niet alleen een juridisch kader voor stikstof, maar ook een aantal nieuwe regels die op alle vergunningsaanvragen van toepassing zijn. Voortaan is het mogelijk om de project-MER-screening in graad van administratief beroep aan te vullen. De problematiek van het Wasserij-arrest is daarmee echter nog niet van de baan.

Volgens de vaste rechtspraak van de Raad voor Vergunningsbetwistingen was het onder de oude regelgeving niet mogelijk om een project-MER-screening in graad van administratief beroep fundamenteel aan te vullen. De Raad, daarin bijgetreden door de Raad van State, was namelijk van oordeel dat de vergunningverlenende overheid in eerste administratieve aanleg moet kunnen oordelen over het hele dossier, en dus ook over de MER-screening.

Het gevolg van deze rechtspraak was dat het in graad van beroep niet mogelijk was om lacunes in een MER-screening te verhelpen. Het was ook niet mogelijk om bv. een passende beoordeling aan het dossier toe te voegen. Aanvragen met een gebrekkige MER-screening konden in graad van beroep alleen nog worden ingetrokken. Voor de vergunningverlenende overheid in beroep betekende dit ook dat een aanvraag met een onvolledige MER-screening geweigerd moest worden. In het geval de Raad voor Vergunningsbetwistingen bij zijn wettigheidstoets vaststelde dat de MER-screening gebrekkig was, leidde dit in de regel tot een weigering van de vergunning door de Raad zelf. Hetzelfde gold wanneer in graad van beroep werd vastgesteld dat een passende beoordeling ontbrak.

Deze rechtspraak werd in de rechtsleer al te streng bevonden. Het Omgevingsvergunningsdecreet beoogde immers een efficiëntere en meer oplossingsgerichte vergunningsprocedure. Dit hield in dat de vergunningsprocedure voldoende flexibel moest zijn om problemen tijdig aan te pakken, en op die manier lange procedureslagen te vermijden. De strenge rechtspraak van de Raad voor Vergunningsbetwistingen en de Raad van State stond op gespannen voet met de voornaamste doelstelling van het Omgevingsvergunningsdecreet, nl. een efficiëntere en minder tijdrovende vergunningverlening.

Deze kritiek is de Decreetgever niet ontgaan. Het Decreet van 26 januari 2024 over de programmatische aanpak stikstof (B.S. 22 februari 2024) bevat naast een omvattend juridisch kader voor de aanpak van de stikstofproblematiek ook een wijziging van artikel 63 van het Omgevingsvergunningsdecreet. Dat artikel bepaalt voortaan dat in graad van beroep de ontvankelijkheid en volledigheid van het aanvraagdossier kan worden overgedaan, de project-MER-screening opnieuw kan worden beoordeeld, en de indiener van het aanvraagdossier kan worden gevraagd of toegestaan om onvolledigheden te herstellen.

De memorie van toelichting bij het Stikstofdecreet verduidelijkt dat het wenselijk is dat aanvragers de mogelijkheid hebben om een gebrekkige passende beoordeling, een onvolledige passende beoordeling, of zelfs het volledig ontbreken van een passende beoordeling recht te zetten, ook in het kader van de beroepsprocedure, waarbij wel geval per geval onderzocht moet worden of de wijziging van het dossier mogelijk aanleiding dient te geven tot een herneming van het openbaar onderzoek en/of de adviezen. Hetzelfde geldt volgens de Decreetgever ten aanzien van andere aanvraagdocumenten, zoals bv. een gebrekkige project-MER-screening (Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1801/5, 256).

De mogelijkheid om de MER-screening aan te vullen geldt thans in alle lopende aanvraagdossiers waarin nog geen finale beslissing is gevallen. Ook dossiers die na vernietiging door de Raad voor Vergunningsbetwistingen terug bij de vergunningverlenende overheid voorliggen kunnen worden aangevuld. De vergunningverlenende overheid kan in graad van beroep ook rekening houden met documenten die voor de inwerkingtreding van het Stikstofdecreet werden toegevoegd aan de aanvraag.

De Decreetgever zet met het Stikstofdecreet een belangrijke stap richting een meer oplossingsgerichte vergunningsprocedure. Daarmee zijn echter niet alle hinderpalen verdwenen. Zoals wij in onze eerdere nieuwsbrief al aangaven, speelt het Wasserij-arrest lokale besturen nog steeds parten. Voor deze problematiek lijkt het Stikstofdecreet geen pasklare oplossing te bieden. De Decreetgever is aan zet om ook hier een duurzame mouw aan te passen.

Accidit in puncto quod non speratur in anno