Stilzitten van de Vlaamse overheid na het Wasserij-arrest: hoe lang wordt de gemeente nog van het kastje naar de muur gestuurd?

8 maart 2024

Ingevolge het Wasserij-arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen is er reeds meer dan een jaar onduidelijkheid omtrent de vraag wie bevoegd is voor vergunningsaanvragen voor gemeentelijke projecten. Het stilzitten van de decreetgever kan schade veroorzaken voor gemeentebesturen die met potentieel onwettige (lopende) vergunningsprocedures evenals met vertraging in de realisatie van gemeentelijke projecten worden geconfronteerd.

Het hoeft niet te verwonderen dat sommige gemeentebesturen besluiten om de Vlaamse overheid – omwille van diens gebrek aan actie – in gebreke te stellen.

Artikel 9bis van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011, nr. 2011/92/EU betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (hierna: de MER-richtlijn) omvat de zogenaamde ‘no-conflict-of-interest’ bepaling. Deze bepaling houdt in dat de lidstaten ervoor dienen te zorgen dat de voor de milieueffectrapportage bevoegde instanties hun taken op objectieve wijze vervullen en zich niet bevinden in een situatie die tot een belangenconflict aanleiding zou kunnen geven.

Voormelde Europese regelgeving werd omgezet in artikel 15/1, eerste lid OVD. Voor projecten die uitgaan van een gemeentebestuur en waarvoor een milieueffectrapport moet worden opgesteld of ontheffing van de rapportageverplichting dient te worden verkregen is de deputatie de bevoegde overheid.

De Raad voor Vergunningsbetwistingen oordeelde in haar arrest nr. RvVb-A-2223-0108 van 6 oktober 2022, het zogenaamde “Wasserij-arrest”[1], echter dat de ‘no conflict of interest’-bepaling, zoals ingevoerd door artikel 9bis van de MER-richtlijn niet alleen betrekking heeft op projecten waarvoor een milieueffectrapport moet worden opgesteld dan wel een ontheffing worden aangevraagd, doch ook op de ‘gewoon’ m.e.r.-screeningsplichtige projecten. De Raad paste hierbij de techniek toe van ‘richtlijnconforme interpretatie’ om art. 15/1 OVB te interpreteren conform de Europese regelgeving en te stellen dat de deputatie ook bevoegd is om vergunningsaanvragen voor gemeentelijke projecten die slechts m.e.r.-screeningsplichtig zijn te beoordelen.

Tegen dit arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen werd cassatieberoep ingesteld bij de Raad van State. In afwachting van de uitkomst van dit beroep hult de Vlaamse wetgever zich reeds meer dan een jaar in stilzwijgen. Vele deputaties weigeren ondertussen om gemeentelijke projecten in eerste aanleg te beoordelen, aangezien de huidige wettelijke bepalingen nog steeds voorschrijven dat m.e.r.-screeningsplichtige gemeentelijke projecten door het college van burgemeester en schepenen dienen te worden behandeld.

Hierdoor worden steeds meer gemeentelijke projecten gehypothekeerd. Recent heeft de Raad voor Vergunningsbetwistingen spontaan een heropening van debatten bevolen in een dossier waar voormelde problematiek door verzoekende partij zelfs niet werd opgeworpen.

Vele m.e.r.-screeningsplichtige gemeentelijke projecten waarvoor vergunningsaanvragen door het eigen college (bij gebreke aan een ander wetgevend kader) in eerste aanleg werden beoordeeld staan dus op de helling. Elke dag komen er nog nieuwe projecten bij. Desondanks is er – na meer dan één jaar na het ‘Wasserij-arrest’ – nog geen decretale oplossing uitgewerkt…

Gemeentebesturen worden vandaag geconfronteerd met rechtsonzekerheid, vertraging en potentieel onwettige vergunningen die door een administratieve of burgerlijke rechter kunnen worden vernietigd dan wel buiten toepassing verklaard. Dit laatste zelfs na afloop van de administratieve beroepstermijn!

Anticiperend op schadeclaims stellen meer gemeentebesturen, als goede huisvader, de Vlaamse regering in gebreke en manen deze aan tot actie. Bij gebreke aan initiatief zou het wassende water van het Wasserij-arrest gemeenten wel eens kunnen overspoelen en zouden de intresten verbonden aan de niet omzetting van de “no-conflict-of-interest” bepaling hoog kunnen oplopen.

Wij beschikken over de nodige expertise en kunnen uw bestuur - in deze onzekere omgevingstijden – met raad en daad bijstaan. Absit reverentia vero.


[1] RvVb 6 oktober 2022, nr. RvVb-A-2223-0108, Schamp e.a.