Tijdelijke werkloosheid wegens overmacht schorst de opzeggingstermijn niet? Wetsvoorstel maakt komaf met een goedkoop ontslag op kosten van de Staat.

1 juni 2020

(Bespreking van het wetsvoorstel ingediend tot opschorting van de opzeggingstermijn voor ontslagen gegeven voor of tijdens de periode van tijdelijke schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst omwille van overmacht ingevolge de COVID-19-crisis)

Op 29 april 2020 werd er een wetsvoorstel ingediend tot opschorting van de opzeggingstermijn voor ontslagen gegeven voor of tijdens de periode van tijdelijke schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst omwille van overmacht ingevolge de COVID-19-crisis. Met deze nieuwe regelgeving lijkt de wetgever het achterpoortje te willen sluiten dat werkgevers de mogelijkheid geeft om werknemers die op tijdelijke werkloosheid werden geplaatst, goedkoop te ontslaan.

De COVID-19 pandemie heeft onze maatschappij ondertussen een aantal maanden in zijn greep doch met de huidige en komende versoepelingen zien we stilaan (en wellicht voorlopig) enig licht aan het einde van de tunnel. Het grosse van de leerlingen mag opnieuw naar school, de winkels zijn terug open, uitstapjes en restaurantbezoeken kunnen opnieuw ingepland worden en onze persoonlijke bubbels worden uitgebreid naar tien personen.

Wereldwijd kreeg de economie rake klappen, en ook vele Belgische bedrijven hebben het zwaar te verduren. De Belgische Staat voorzag in tal van steunmaatregelen, waarvan de versoepelde toegang tot het systeem van de tijdelijke werkloosheid wegens overmacht veruit de meeste toepassing kende.

De steunmaatregelen, waaronder het systeem van tijdelijke werkloosheid, moeten zowel aan de werknemer als aan de werkgever financiële ademruimte geven om hun tijdelijke financiële moeilijkheden te overbruggen.

Niettegenstaande is het systeem van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht uiteraard – what’s in a name – slechts een tijdelijke oplossing. In sommige gevallen zullen de steunmaatregelen onvoldoende blijken en zal de werkgever noodgedwongen moeten kiezen voor een meer permanente oplossing, waaronder het eenzijdig opzeggen van de arbeidsovereenkomst.

Schorsing van de opzeggingstermijn

Zowel de werkgever als de werknemer kunnen de arbeidsovereenkomst eenzijdig beëindigen met inachtneming van een wettelijk bepaalde opzeggingstermijn. Tijdens deze opzeggingsperiode blijft de werknemer voor een bepaalde periode de arbeidsovereenkomst uitvoeren met behoud van loon.

Overeenkomstig artikel 37/7, § 2, van de Arbeidsovereenkomstenwet wordt de looptijd van de opzeggingstermijn voor opzeggingen gegeven door de werkgever, die werden gegeven voor of tijdens een periode van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst ingevolge economische redenen, opgeschort tijdens die periode van schorsing.

Een periode van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht schort daarentegen de opzeggingstermijn niet op. Dit betekent dat wanneer de werkgever de arbeidsovereenkomst eenzijdig opzegt voor of tijdens een periode van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht, de opzeggingstermijn gewoon blijft lopen.

Aangezien de opzeggingstermijn blijft lopen, worden de kosten verbonden aan deze termijn die normalerwijze gedragen worden door de werkgever, geheel of gedeeltelijk afgewend op de sociale zekerheid. Met als gevolg dat de ontslagen werknemer tijdens zijn opzeggingstermijn slechts een tijdelijke werkloosheidsuitkering (ten belope van 70% van zijn loon) ontvangt, waar hij normaal gezien recht heeft op het behoud van zijn volledig loon.

De wetgever sluit het ‘achterpoortje’ tot een goedkoop ontslag

Om te vermijden dat werkgevers gebruik (misbruik?) zouden maken van deze mogelijkheid tot “goedkoop ontslag”, werd een wetsvoorstel ingediend dat komaf maakt met dit achterpoortje in de regelgeving, te weten Wetsvoorstel van 29 april 2020 tot opschorting van de opzeggingstermijn voor ontslagen gegeven voor of tijdens de periode van tijdelijke schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst omwille van overmacht ingevolgde de COVID-19-crisis (Parl.St., Kamer 2019-2020, 1212). Het systeem van de tijdelijke werkloosheid wegens overmacht is immers geenszins tot stand gekomen om werkgevers in de mogelijkheid te stellen om werknemers op een goedkope manier te ontslaan.

Het wetsvoorstel houdt in dat, bij opzegging door de werkgever voor of tijdens de tijdelijke werkloosheid wegens corona-overmacht, de opzeggingstermijn zal worden opgeschort.

Deze regeling zou retroactief in werking treden en zou gelden voor werknemers van wie de opzeggingstermijn op 5 mei 2020 nog lopende is én voor wie ze uitwerking had met ingang van 1 maart 2020.

Concreet betekent dit dat de nieuwe regel niet zal worden toegepast op de opzeggingstermijnen die reeds liepen voor 1 maart 2020. Deze opzeggingstermijnen zullen aldus niet worden opgeschort.

In dit geval zal de werkgever, voor de periode waarin de opzeggingstermijn samenvalt met de periode van tijdelijke werkloosheid wegens corona-overmacht, een aanvulling op de werkloosheidsuitkering moeten betalen. Deze aanvulling stemt overeen met het verschil tussen de uitkering voor tijdelijke werkloosheid en het nettoloon waarop de werknemer bij afwezigheid van de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst recht zou hebben gehad.

Deze aanvulling wordt toegekend onder de vorm van een eenmalige uitbetaling bij het verstrijken van de opzeggingstermijn, of onder de vorm van betalingen in schijven als aanvullingen betaald op de betalingsmomenten van de werkloosheidsuitkering.

***

Dit is erop gericht om werknemers die na jarenlange dienst ontslagen worden het nodige respect en bescherming te geven. Zelfs al is het noodgedwongen door deze crisis, iedere ontslagen werknemer heeft recht op een opzegtermijn, een periode waarbij de werkgever het volledige loon moet blijven uitbetalen.

Niettegenstaande zijn sommigen van mening dat het wetsvoorstel nog niet ver genoeg gaat in het beschermen van de werknemers. Er werden namelijk nog twee andere wetsvoorstellen ingediend tot het instellen van een ontslagverbod tijdens of omwille van het COVID-19-virus (zie Wetsvoorstel van 11 mei 2020 tot instelling van een verbod op ontslag tijdens de COVID-19-crisis, Par.St., Kamer 2019-2020, 1235 en Wetsvoorstel van 29 april 2020 houdende een verbod op ontslagen omwille van het COVID-19-virus, Parl.St., Kamer 2019 -2020, 1209).

Deze wetsvoorstellen houdende een geheel ontslagverbod lijken evenwel een stapje te ver voor bedrijven / werkgevers die werkelijk moeite hebben om het hoofd boven water te houden.

Het Wetsvoorstel van 29 april 2020 tot opschorting van de opzeggingstermijn voor ontslagen gegeven voor of tijdens de periode van tijdelijke schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst omwille van overmacht ingevolgde de COVID-19-crisis (Parl.St., Kamer 2019-2020, 1212) dient nu nog gestemd te worden in de plenaire vergadering.