Vermindering van de gemeentelijke belastingdruk in functie van COVID-19 vereist beleidsbeslissingen.

23 april 2020

Vorige week heeft het Agentschap Binnenlands Bestuur haar geactualiseerde visie gepubliceerd op de maatregelen die lokale besturen kunnen nemen om de belastingdruk op belastingplichtigen, die door de corona-crisis bijzonder hard worden getroffen, te milderen. Zowel de gemeenteraad, het college van burgemeester en schepenen als de financieel directeur kunnen hun steentje bijdragen. Ook GD&A Advocaten bekijkt samen met lokale besturen op welke juridisch correcte wijze de lokale besturen kunnen tegemoet komen.

Gemeenteraad

De gemeenteraad vervult ter zake een cruciale rol. Het legaliteitsbeginsel verhindert immers, hoe billijk ook, dat het college van burgemeester en schepenen of de burgemeester zelf initiatieven nemen op het vlak van reglementen. De gemeenteraad heeft verschillende opties:

  • De gemeenteraad kan een belasting- of retributiereglement opheffen of intrekken.
  • De gemeenteraad kan de inwerkingtreding van een belasting- of retributiereglement of van bepaalde artikelen ervan wijzigen naar een latere datum.
  • De gemeenteraad kan een vrijstelling of een tariefvermindering inschrijven in een belasting- of retributiereglement, eventueel in de tijd beperkt.

De snelheid waarmee gehandeld moet worden, is afhankelijk naargelang het een directe of indirecte belasting betreft.

ABB bevestigt dat inzake directe belastingen snelle actie niet vereist is. Directe belastingen treffen een eerder duurzame toestand (bv. algemene bedrijfsbelastingen,…). Nieuwe reglementen of wijzigingen aan bestaande reglementen voor directe belastingen kan je allemaal perfect op een later tijdstip van het aanslagjaar en eventueel met terugwerkende kracht stemmen.

Bij indirecte belastingen en retributies kan een sneller optreden wel noodzakelijk zijn. Indirecte belastingen en retributies treffen immers eenmalige feiten, gebeurtenissen,… (bv. belasting op het verspreiden van reclamedrukwerk, ambulante handel,…). Beslissingen over retributies en indirecte belastingen kan je ten vroegste toepassen op nieuwe prestaties, nieuwe feiten of nieuwe eenmalige gebeurtenissen vanaf de inwerkingtreding en bekendmaking van het nieuwe of gewijzigde reglement.

De gemeenteraad kan daarbij een beslissing nemen over elk reglement afzonderlijk. Het Agentschap Binnenlands Bestuur bevestigt dat het tevens mogelijk is om een overkoepelend besluit uit te vaardigen dat in één beweging meerdere reglementen opheft of wijzigt. Met die laatste optie kan hij meerdere ingrepen overzichtelijk groeperen als crisismaatregelen. Maar het moet wel duidelijk zijn welke reglementen de gemeenteraad wijzigt, wat de wijzigingen zijn en welke termijnen gelden.

Twee aandachtspunten zijn bij de aanpassing van reglementen van belang. De huidige noodsituatie ontslaat de lokale besturen niet van de eerbiediging van het gelijkheidsbeginsel. Vrijstellingen, tariefverlagingen,… mogen dus niet discriminerend zijn. Daarnaast is het ook belangrijk dat de aangepaste reglementen behoorlijk worden bekend gemaakt zoals voorzien in art. 286 tot 288 DLB zodat ze tegenstelbaar zijn en in werking kunnen treden.

College van burgemeester en schepenen

Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor de uitvoerbaarverklaring van kohieren. Het college kan dus de lokale bedrijven ondersteunen door thans geen belastingen in te kohieren. Uiteraard moeten de aanslagtermijnen worden bewaakt vermits het decreet van 30 mei 2008 niet voorziet in een verlenging van decretale aanslagtermijnen. Hier moet worden rekening gehouden met de normale aanslagtermijn van 30 juni van het jaar volgend op het aanslagjaar of (in bepaalde situaties) de verlengde aanslagtermijn van 3 jaar (5 jaar bij fraude) te rekenen vanaf 1 januari van het aanslagjaar.

Het college van burgemeester en schepenen kan op vraag van de belastingschuldige of op voorstel van de financieel directeur en onder de voorwaarden van art. 63 van het Invorderingswetboek ook onbeperkt uitstel van betaling verlenen wanneer de belastingschuldige onvermogend is. De belastingschuldige moet de opgelegde voorwaarden naleven.

Op grond van art. 41, tweede lid, 14° DLB kan het college van burgemeester en schepenen ook de machtiging krijgen van de gemeenteraad tot het vaststellen van het tarief zelf en de bepaling van de wijze van inning van retributies. Dit biedt de mogelijkheid aan het college om snel te schakelen.

Financieel directeur

Ook de financieel directeurs kunnen vanuit hun bevoegdheden inzake debiteurenbeheer de grootste druk wegnemen. Na de inkohiering staat de financieel directeur immers in voor de “onverwijlde” verzending van de aanslagbiljetten. Vermits de betalingstermijn gekoppeld is aan de verzendingdatum, vormt een uitstel in verzending van aanslabiljetten uiteraard een tegemoetkoming voor diverse belastingplichtigen. In de Belgische context lijkt het begrip “onverwijld” ook vrij soepel te mogen worden geïnterpreteerd.

De financieel directeurs kunnen op vraag van de belastingplichtige betalingsfaciliteiten toestaan. Daarnaast kan de financieel directeur ook het invorderingsproces vertragen door bijvoorbeeld te wachten met de verzending van herinneringsbrieven,…

Een soepele opstelling is nochtans niet in alle gevallen aangewezen. De vaststelling dat diverse belastingplichtigen zich thans in een financieel moeilijke positie bevinden, betekent ook dat de belangen van de gemeentekas moeten bewaakt worden en dat in sommige situaties een snelle actie toch noodzakelijk kan zijn.

De huidige situatie vormt dus een moeilijke evenwichtsoefening voor de financieel directeurs.

Gunst of recht?

Hoewel het in deze crisisperiode voor de hand ligt om een soepele houding aan te nemen, mag niet uit het oog worden verloren dat een vermindering van de belastingdruk in beginsel steeds een actie van het bestuur vereist. In tegenstelling tot retributies vormen belastingen immers niet de vergoeding voor een dienst of een gebruiksrecht. De opbrengst van belastingen dient immers om de werking van de openbare dienst te financieren. Uit de publicatie van ABB kan worden afgeleid dat de toezichthoudende overheid, geheel terecht, van oordeel is dat dergelijke maatregelen inderdaad een discretionaire beleidsbeslissing vereisen en geen recht voor de belastingplichtige vormen. Sommige belastingplichtigen verdedigden recent ten onrechte dat ze een afdwingbaar recht hebben op verminderingen of vrijstellingen.

GD&A Advocaten volgt als specialist in publiek fiscaal recht de materie gemeentebelastingen op de voet en trekt dan ook consequent de kaart van de lokale besturen. Ons kantoor begeleidt bovendien diverse besturen in de juridische kant van de corona-problematiek.