Decreetgever bevestigt: bepalingen van WVV voor coöperatieve vennootschap van toepassing op opdrachthoudende en dienstverlenende verenigingen

3 september 2021

Op 4 augustus 2021 verscheen het zogenoemde decreet versterking lokale democratie in het Belgisch Staatsblad. Naast een aantal grondige hervormingen op lokaal vlak, zorgt dit decreet er ook voor dat de bepalingen van het Decreet Lokaal Bestuur (eindelijk) aangepast worden aan het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen. Voor opdrachthoudende en dienstverlenende verenigingen verwijst artikel 397 DLB voortaan naar de coöperatieve vennootschap uit het WVV.

Nood aan update

Het Decreet Lokaal Bestuur verwijst in het kader van gemeentelijke verzelfstandiging en intergemeentelijke samenwerking meermaals naar het vennootschaps- en verenigingsrecht.

Het vennootschaps- en verenigingsrecht werd de laatste jaren grondig hervormd met de invoering van het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV). Een update van het DLB bleef initieel uit, waardoor het DLB nog steeds verwees naar het oude Wetboek van Vennootschappen (W.Venn.) en de oude vzw-wet. Dit gaf in bepaalde gevallen aanleiding tot onduidelijkheden en interpretatiemoeilijkheden.

Het recent goedgekeurde decreet versterking lokale democratie van 16 juli 2021 (voluit het “decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie”) brengt hier verandering in. Naast een aantal grondige inhoudelijke wijzingen op gemeentelijk vlak (onder meer de veelbesproken afschaffing van de opkomstplicht en de constructieve motie van wantrouwen waarover wij u reeds eerder berichtten), zorgt dit de decreet er immers voor dat de bepalingen van het DLB alsnog aangepast worden in functie van het WVV.

Opdrachthoudende en dienstverlenende verenigingen: van CVBA naar CV?

De aanpassing van het DLB zorgt onder meer voor duidelijkheid omtrent de rechtsvorm van de opdrachthoudende en dienstverlenende verenigingen.

Beide intergemeentelijke samenwerkingsvormen worden in hoofdzaak beheerst door het DLB, waarbij het DLB evenwel subsidiair (voor alles wat niet uitdrukkelijk geregeld is in het DLB) doorverwijst naar het vennootschapsrecht.

Tot voor de recente wijziging verwees artikel 397 DLB hierbij nog steeds naar “de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen die gelden voor de vennootschapsvorm van de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid” (CVBA).

In het WVV werd de rechtsvorm van de CVBA echter afgeschaft en vervangen door een nieuwe vorm van coöperatieve vennootschap (CV) met een nieuwe definitie en toepassingsvoorwaarden. Het opzet van de wetgever was om de CV voor te behouden voor vennootschappen met een echte “coöperatieve gedachte”.

Bijgevolg stelde zich de vraag of opdrachthoudende en dienstverlenende verenigingen al dan niet passen binnen (al dan niet na individuele toetsing in concreto aan) de definitie voor de nieuwe CV. Een definitie die, in combinatie met de bijhorende memorie van toelichting, reeds het nodige stof deed opwaaien in de rechtsleer (met sterk uiteenlopende visies omtrent de concrete toepassing ervan, gaande van een zeer ruim toepassingsgebied op basis van de letterlijke bewoordingen van de wetsbepalingen tot een zeer strikte interpretatie op basis van de ICA-beginselen waarnaar verwezen wordt in de memorie van toelichting bij het WVV) en ongetwijfeld nog de nodige inkt zal doen vloeien.

De inzet van voormelde afweging beperkte zich overigens niet tot een louter academische oefening, hetgeen onder meer blijkt uit de bijzondere sanctie in het WVV in de vorm van een mogelijkheid tot gerechtelijke ontbinding van coöperatieve vennootschappen die niet voldoen aan de wettelijke definitie (art. 6:127 WVV).

Ter vergelijking: wat betreft sociale huisvestingsmaatschappijen, die onder het oude Wetboek van Vennootschappen de keuze hadden tussen de rechtsvorm van de NV of de CVBA, werd in een omzendbrief van Minister Diependaele van 24 april 2020 (Omzendbrief OMG/W 2020/3) aangegeven dat deze niet in aanmerking komen voor de rechtsvorm van de nieuwe CV omdat bepaalde kenmerken van sociale huisvestingsmaatschappijen niet of moeilijk verenigbaar zijn met de zogenoemde ICA-beginselen (coöperatieve beginselen geformuleerd door de International Co-operative Alliance) (zie ook onze nieuwsbrief hieromtrent van 02.06.’20: “Omzendbrief betreffende de impact van het WVV op sociale huisvestingsmaatschappijen”).

Nieuw artikel 397 DLB: verwijzing naar CV

Ingevolge het huidige decreet versterking lokale democratie wordt artikel 397 DLB aangepast en zal dit voortaan verwijzen naar de bepalingen van het WVV die gelden voor de CV.

Hiermee bevestigt de decreetgever dus dat opdrachthoudende en dienstverlenende verenigingen wel degelijk beheerst worden door de bepalingen van het WVV die gelden voor de coöperatieve vennootschap. De memorie van toelichting beperkt zich hierbij tot de opmerking dat dit “logisch” is “aangezien deze rechtsvorm aansluit bij de rechtsvorm van de CVBA”.

Concreet betekent dit dat opdrachthoudende en dienstverlenende verenigingen subsidiair (voor al wat niet uitdrukkelijk geregeld is in het DLB) beheerst worden door de bepalingen van het WVV die gelden voor de CV.

Het decreet werd op 4 augustus 2021 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Voormelde wijziging trad in werking op 14 augustus 2021.

GD&A Advocaten staat steeds klaar om lokale besturen en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden te begeleiden en adviseren in het licht van de toepasselijke wetgeving.