Voorbij het Wasserij-arrest: volgens de decreetgever is en blijft een gemeentelijke omgevingsambtenaar onafhankelijk

25 april 2024

Het inmiddels beruchte Wasserij-arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen zorgt tot op heden nog altijd voor onduidelijkheid over de vraag wie bevoegd is voor vergunningsaanvragen voor gemeentelijke projecten. Na lang stilzitten greep het Vlaams Parlement uiteindelijk toch in, en werd op 18 april 2024 een decreet bekrachtigd dat een oplossing zou moeten bieden. Het valt te hopen dat hiermee eindelijk duidelijkheid wordt geschapen over de bevoegdheidsverdeling rond MER-screeningsplichtige aanvragen waarvan de gemeente initiatiefnemer is.

De inhoud van het arrest van 6 oktober 2022 met nummer RvVb-A-2223-0108 van de Raad voor Vergunningsbetwistingen is u zo langzamerhand waarschijnlijk bekend. Kort gezegd oordeelde de Raad dat de ‘no conflict of interest’-regel in artikel 9bis van de Europese MER-richtlijn ook van toepassing is op screeningsplichtige projecten, waardoor een gemeentelijke omgevingsambtenaar niet zou mogen oordelen over de MER-screeningsnota bij een project waarvan de gemeente zelf aanvrager is. Volgens de Raad moeten zulke belangenconflicten worden vermeden door een MER-screeningsplichtige gemeentelijke aanvraag in eerste administratieve aanleg naar het niveau van de deputatie te tillen.[1]

Tot zover de gekende problematiek, die tot een bevriezing van vele gemeentelijke projecten leidde aangezien de deputaties zelf niet altijd de interpretatie van de Raad voor Vergunningsbetwistingen deelden en zich vaak onbevoegd verklaarden om MER-screeningsplichtige aanvragen van gemeenten in eerste aanleg te beoordelen.

Op 19 april 2024, bijna anderhalf jaar na het Wasserij-arrest, werd in het Vlaams Parlement een wijzigingsdecreet aangenomen dat de huidige patstelling moet doorbreken.[2] Zo wordt voortaan in artikel 9 van het Omgevingsvergunningsdecreet de onafhankelijkheid en neutraliteit van de gemeentelijke omgevingsvergunningsambtenaar bevestigd en verduidelijkt:

De gemeentelijke omgevingsambtenaar oefent de taken, vermeld in dit decreet, onafhankelijk en neutraal uit. Hij mag geen nadeel ondervinden van de uitoefening hiervan.

Die onafhankelijkheid en neutraliteit worden te allen tijde gevrijwaard. De actieve en constructieve wijze waarop de gemeentelijke omgevingsambtenaar zich moet inzetten voor de realisatie van de opdracht en de doelstellingen van de gemeente, doet daar geen afbreuk aan.” (eigen onderlijning van de nieuw ingevoerde passage)

Met andere woorden benadrukt de decreetgever (nogmaals) uitdrukkelijk dat de gemeentelijke omgevingsambtenaar gezien moet worden als een onafhankelijke en neutrale instantie. Tussen de lijnen door gelezen is de decreetgever dus van mening dat er geen sprake kan zijn van belangenconflicten in de zin van artikel 9bis van de MER-richtlijn wanneer een gemeentelijke omgevingsambtenaar moet oordelen over de MER-screeningsnota bij een project waarvan de gemeente zelf de initiatiefnemer is.

Om alle twijfel met betrekking tot de zienswijze die de Raad voor Vergunningsbetwistingen er in haar Wasserij-arrest op nahield weg te nemen schreef de decreetgever in artikel 15/1 van het Omgevingsvergunningsdecreet bovendien expliciet in dat de gemeente bevoegd is om kennis te nemen van MER-screeningsplichtige projecten waarvan zij zelf de initiatiefnemer is.

Samengevat wordt met dit wijzigingsdecreet een antwoord geboden op het Wasserij-arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Dit door het Omgevingsvergunningsdecreet zo aan te passen dat de bevoegdheid van het college van burgermeester en schepenen wat betreft MER-screeningsplichtige projecten die door de gemeente zelf worden aangevraagd niet langer kan worden betwist. De decreetgever legt daarmee zijn kaarten op tafel, en verankert zijn opvatting dat een gemeentelijke omgevingsambtenaar wel degelijk als onafhankelijk valt te beschouwen in het Omgevingsvergunningsdecreet.

Het decreet is echter nog niet in werking en zal pas tien dagen na publicatie in het Belgisch Staatsblad inwerking treden. Op heden is deze publicatie nog niet gebeurd.

Voorlopig lijkt met het nieuwe wijzigingsdecreet een einde te komen aan een periode van grote onzekerheid, nu gemeenten weer op een veilige wijze bij hun eigen college van burgemeester en schepenen lijken te kunnen aankloppen wanneer zij een omgevingsvergunning wensen aan te vragen voor een MER-screeningsplichtig project.

Voorlopig, aangezien het standpunt van de hoven over de (her)bevestigde onafhankelijkheid van de gemeentelijke omgevingsambtenaren in het licht van artikel 9bis van de MER-richtlijn nog dient te worden afgewacht.

GD&A Advocaten blijft alleszins paraat om al uw vragen over gemeentelijke projecten en de hiervoor bevoegde overheid te beantwoorden.

[1] Zie voor een uitgebreide weergave van de inhoud van het arrest onze nieuwsbrief van 8 maart 2024.

[2] Voorstel van decreet tot wijziging van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, wat de uitvoering van de taken voor de project-MER-screening betreft. Het decreet zal pas tien dagen na publicatie in het Belgisch Staatsblad inwerking treden.